In ‘De gevleugelde geschiedenis van Nederland’ blikken historici terug op de relatie tussen mens en vogel. Vrijwel geen aspect blijft onbelicht en daarbij wisselen bewondering, weemoed en pessimisme elkaar voortdurend af.

Mensen hebben altijd van vogels gehouden, maar de manier waarop is niet altijd hetzelfde geweest. Neem Jan Gerard Keulemans (1842-1912), misschien wel de beste vogeltekenaar van Nederland, die dan ook in Groot-Brittannië zou gaan werken. Keulemans hield intens van vogels, het straalt van elke bladzijde van zijn driedelige Onze vogels in huis en tuin, een prachtig boek waarvoor hij ook de liefdevolle teksten schreef. ‘Ik had een Blaauwborstje,’ bekende hij bijvoorbeeld, ‘dat ongemerkt vriendschapsbetrekkingen met mijne echtgenoot had aangeknoopt.’ Als mevrouw Keulemans opstond en naar de blauwborst liep, begroette hij haar met ‘streelende toonen’. De vogel was zo verwend dat Keulemans en zijn vrouw hem de meelwormpjes in zijn bek moesten duwen, alsof hij net uit het ei was gekomen. Maar het einde kwam al te snel: ‘Het lieve diertje stierf in den rui; liever had ik al mijne vogels verloren, als ik dan slechts mijn Blaauwborstje had mogen behouden.’

Anderhalve eeuw later is het nog steeds een ontroerende kleine geschiedenis, maar er zit ook iets in wat we nu nauwelijks meer herkennen. Geen vogelaar die tegenwoordig niet enthousiast wordt bij de aanblik van een blauwborst, in het riet of in de top van een duindoornstruik – maar wie wil hem tegenwoordig nog thuis in een kooi? En dat was precies de manier waarop Keulemans van vogels hield, en hij niet alleen. Zijn doelgroep waren vogelbezitters; hij gaf tips om de dieren te vangen – vaak met een lokuil en lijmstokjes – en aanbevelingen om ze te voeren. Toch was er geen twijfel over dat het levensgeluk van de gekooide vogel bij hem voorop stond.

Tureluurs

Om vogels te herkennen kon men naar andere boeken grijpen, zoals De vogels van Nederland van Hermann Schlegel. Onder verzamelaars staat dit werk bekend als ‘Schlegel-met-de-koppen’, omdat de illustraties alleen de koppen en de poten van de vogels tonen. De reden? De liefhebber trok er in 1870 niet met een verrekijker op uit, maar met een buks, om de aangetroffen exemplaren thuis met behulp van Schlegel op de werktafel te determineren. Rond 1910 leidde dit nog tot felle controverses tussen de klassiek jagende vogelaars en de modernen, die de verrekijker verkozen boven het geweer. Van hen was Jac. P. Thijsse, een der aartsvaderen van de Nederlandse natuurbeweging, de bekendste. Toch hielden ook zijn schietende tegenstanders van vogels – juist uit hun gelederen kwam de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels voort.

Over de veranderende omgang van mensen met vogels gaat Gevleugelde geschiedenis van Nederland, waarin bijna geen facet onbelicht blijft. ‘Wat is het toch jammer dat we maar zo kort leven,’ schrijft de populaire vogelman Nico de Haan in zijn woord vooraf, om vervolgens uit te leggen hoe hij, in de 75 jaar dat hij heeft geleefd, de vogels langzaam uit zijn wereld heeft zien verdwijnen. In de tuin van zijn ouderlijk huis aan de IJssel broedden spotvogels en kneutjes, ’s avonds hoorde hij de kwartelkoning en de roerdomp in de uiterwaarden, en op een paar minuten fietsen zaten de weilanden vol grutto’s, tureluurs en kemphanen.

Oerkip

Een vanishing world, wat de jonge Nico niet kon voorzien. Maar de oude Nico weet het maar al te goed. ‘Je hoeft de rode lijsten van bedreigde vogels maar op te slaan om te zien welke kaalslag in de laatste driekwarteeuw heeft plaatsgevonden.’ En toch betreurt hij het dat een mens maar zo kort meegaat. Behalve een kennelijke grote levenslust komt het door zijn onblusbare verlangen om de vogels te blijven volgen, ook in deze barre tijden, maar ook om nóg meer over ze te leren, over hun ontstaan, hun leefwijze, en ongetwijfeld ook over hoe het verder zal gaan.

De Haan zet de toon voor de Gevleugelde geschiedenis van Nederland, waarin bewondering, verbazing, weemoedigheid en pessimisme elkaar afwisselen. ‘Over een miljoen jaar zullen er nog steeds vogels vliegen over de aarde,’ voorspelt de samensteller, Jan Luiten van Zanden, maar of er nog mensen zullen zijn om van hun zang en hun kleuren te genieten?

Het boek gaat echter – de titel wijst er al op – niet over die toekomst, maar over de geschiedenis van de Nederlandse vogels en dan vooral over het verre verleden: het opent met een bijdrage van paleontoloog Jelle Reumer over een oerkip die ter hoogte van Maastricht langs een oerzee scharrelde, gadegeslagen (of genegeerd) door veel grotere dinosauriërs; vogels waren er immers al lang voordat er mensen waren om zich over hen te verbazen.

‘Langsnavelige viezeriken’

De 29 andere beschouwingen gaan wél over de periode dat de mens zijn intrede had gedaan en zich met vogels was gaan bemoeien, uit verbazing, bewondering maar ook afkeer: de vogels die Jeroen Bosch op zijn Tuin der lusten zo levensecht wist te treffen, waren allerminst bedoeld als mooi of lieflijk. Integendeel: volgens historicus Thijs Caspers zagen de middeleeuwers ze als ‘langsnavelige viezeriken’ die ze vereenzelvigden met ‘hoerenlopers, driftkikkers, zuipschuiten en onbetrouwbare sujetten’. De volgens velen mooiste van alle vaderlandse vogels, de ijsvogel, heette ook wel Sente Mertensvogel en werd vaak met de heilige Maarten in verband gebracht; in het Frans heet hij nog altijd martin-pêcheur. Maar wat als ‘Merten’ van iets heel anders was afgeleid, namelijk merde of mert, met andere woorden: stront? De nestgangen zijn immers met de uitwerpselen van de jonge ijsvogels bedekt, iets wat men toen al wist, en het zou verklaren waarom juist zo’n mooie vogel op de Tuin der lusten vuiligheid symboliseert.

Waarom heeft de dodo het niet gered? Waarom eten mensen kalkoen met kerst? Hoe nuttig waren postduiven voor het leger?

Zo bevat dit boek talrijke wetenswaardigheden en inzichten, even bont en uiteenlopend als de thema’s die erin aan de orde komen. Waarom heeft de dodo het niet gered? Waarom eten mensen kalkoen met de kerst? Hoe nuttig waren postduiven voor het leger? Waarom was van alle veren de ganzenveer eeuwenlang het favoriete schrijfinstrument – zozeer dat het woord ‘pen’ er nog altijd naar verwijst? Voor het antwoord op zulke vragen leze men het boek, maar één ontluisterend feit over de ganzenveer zij hier alvast prijsgegeven: de zogeheten vlag werd voor de ingebruikname verwijderd, zodat de vele afbeeldingen van schrijvende mensen met welgevormde pennenveren op fantasie berusten.

Zwanenzang

Fantasie en werkelijkheid spelen ook een rol in de reconstructie die Jean-Marc van Tol maakt van een bijzondere aanschaf die de raadspensionaris Johan de Witt deed, of zou hebben gedaan: een papegaai. Het slot van zijn bijdrage bevat een verrassende wending. Heeft De Witt eigenlijk wel een papegaai gekocht? Van Tol maant historici elkaar niet ‘na te papegaaien’.

Vogelaars kun je de liefhebbers uit die voorbije tijden moeilijk noemen, ook Jacob van Maerlant niet. Hoe uitvoerig hij in zijn Der naturen bloeme ook over vogels geschreven heeft, hij baseerde zich bijna altijd op schrijvers uit de oudheid, in het bijzonder Aristoteles en Plinius de Jonge. Eigen waarneming was in de middeleeuwen uit den boze, met als gevolg dat Maerlant de wonderlijkste dingen noteerde over dieren die hijzelf heel goed had kunnen observeren. Zo zou een zwaan voordat hij stierf een ‘soeten sanghe’ laten horen die wij nog altijd als de zwanenzang kennen, maar die geen mens ooit heeft gehoord – ook Maerlant niet, terwijl hij toch in een zwanenrijke omgeving moet hebben gewoond.

De ware vogelaars, die het veld introkken en determineerden, al dan niet met een jachtgeweer, kwamen pas in de negentiende eeuw op. Mede dankzij Thijsse nam het aantal (ongewapende) vogelliefhebbers in de twintigste eeuw snel toe. Maar nooit zijn het er zo veel geweest als tegenwoordig: sinds de coronalockdowns lijkt het halve land wel aan het vogelen te zijn geslagen. Op zichzelf mooi, maar de tragiek is natuurlijk dat het juist in de tijd van de ‘kaalslag’ gebeurt die Nico de Haan zo treffend heeft geschetst. Maar toch, wie weet is dít de duw die de overheid nodig heeft om de natuur nu eindelijk eens goed te gaan beschermen.

red. Jan Luiten van Zanden
De gevleugelde geschiedenis van Nederland
Ambo|Anthos

meer boekentips over vogels