Zon. Tulpen. Paaseitjes. Licht. Lente. En dat betekent dat de vogels ook eindelijk weer wakker zijn.

Zodra de bomen in het blad zitten, hoor je ze nog wel maar zie je ze niet meer. Gelukkig kun je er altijd nog over lezen.

Het vogelhuis

Eva Meijer

In 1938 verruilt violiste Len Howard Londen voor een klein huisje op het platteland. Ze is begin veertig en verlangt naar een leven temidden van de vogels die haar al vanaf haar jeugd zo dierbaar zijn.

Eva Meijer ontdekte bij toeval de vergeten vogelboeken van Howard en richtte met haar biografische roman Het vogelhuis (Cossee) een monument op voor deze vrouw die excentriek was in de beste Britse traditie. Vogels vlogen haar huisje in en uit en poepten doorlopend het meubilair onder, maar kwamen ook op schoot zitten. Een koolmeesje leerde zelfs tellen. Meijer, die zich als filosoof specialiseerde in dierentaal, schetst in sfeervolle beelden het leven van deze vrouw zonder ooit een karikatuur van haar te maken.

Alle vogels

Koos van Zomeren

Nadat Koos van Zomeren tijdens een wandeling met enige tegenzin een schaap dat op zijn rug ligt overeind heeft geholpen, ziet hij de eerste boerenzwaluwen voorbijscheren en denkt: als ze daar maar geen spijt van krijgen.’ Het is zo’n typisch Van Zomeren-zinnetje. Kort, droog, nuchter. Natuurlijk kan hij ook lyrisch zijn, zoals wanneer hij een steenarend duikvluchten en achterwaartse salto’s ziet maken.

Voor hem het bewijs dat vogels plezier konden hebben, dingen konden doen zonder zich te bekommeren om het biologisch nut maar louter voor de lol. In Alle vogels (De Arbeiderspers) is elke snipper die Van Zomeren ooit over vogels schreef gebundeld. En hoe: twee leeslinten, register en subtiele penseeltekeningen van Erik van Ommen.

De pinguïnlessen

Tom Michell

Het waargebeurde verhaal dat de Brit Tom Michell in De pinguïnlessen (Thomas Rap) vertelt, is bijna te schattig. Midden jaren zeventig stuit hij, als twintiger met een leraarsbaantje op een Argentijnse kostschool, tijdens een strandvakantie in buurland Uruguay op honderden pinguïns die het slachtoffer werden van een olielek. Allemaal dood, op één na. Michell besluit het beestje schoon te maken en, als het botweg weigert de zee weer in te gaan, mee te nemen.

Als Juan Salvado wordt de vogel het troeteldier van de campus: mascotte van de rugbyploeg, praatpaal voor leerlingen en personeel. En dan brengt hij ook nog het verborgen zwemtalent van een verlegen zorgenkind aan het licht… Zoetig? Jazeker. Maar mede dankzij Michells luchtige, ironische pen evengoed een onweerstaanbaar charmant feelgoodboekje.

De H is van havik

Helen MacDonald

Haviken zijn bloeddorstige, onbetrouwbare duivels. Toch besluit valkenier Helen MacDonald zo’n beest te kopen. De beschrijving van deze transactie, die plaatsvindt op de kade van een Schots kustplaatsje, is een van de hoogtepunten van De H is van havik (De Bezige Bij). Dit hoogst merkwaardige boek is deels handleiding (hoe tem ik een havik?), deels rouwverwerking (de dood van haar vader is nooit ver weg) en deels eerbetoon (aan T.H. White die in The Goshawk over zijn havik schreef).

MacDonald zoekt en vindt overal verbanden. Soms wordt dat irritant. Zo oppert ze dat haar roofvogelliefde wellicht voortkomt uit het onbewuste gemis van haar overleden tweelingbroertje. Toch blijf je doorlezen, al was het maar omdat je wilt weten of het lukt om havik Mabel te temmen.

Weideland

John Lewis-Stempel

Op de grens tussen Engeland en Wales ligt een stuk land waar konijnen, dassen en vossen leven en waar boshyacintjes, sleutelbloemen en veldlathyrus bloeien. Dit is het land van schrijver-boer-historicus John Lewis-Stempel, wiens voorouders zich negenhonderd jaar geleden in deze streek vestigden. Lewis-Stempel is vergroeid met zijn meadow; niets wat er leeft, hoe klein en onooglijk ook, ontsnapt aan zijn liefdevolle aandacht.

In Weideland (AtlasContact) volgt hij van januari tot en met december het leven op, in en onder zijn land. Soms prozaïsch, als hij zijn schapen helpt lammeren of hij de zeis ter hand moet nemen omdat de vingermaaibalk het begeeft, vaker poëtisch, als hij geliefde landschapsdichters als Robert Frost citeert terwijl hij door het gras banjert.

Kes

Barry Hines

Je kunt hem een spirituele voorvader van Billy Elliott noemen, het hoofdpersonage in Kes (Podium), de in Groot-Brittannië klassieke roman van Barry Hines uit 1968, een jaar later verfilmd door Ken Loach. Billy Cásper heet die arbeidersjongen die, althans geestelijk, aan alle ellende in een straatarm mijnwerkersstadje in Yorkshire kan ontsnappen dankzij het torenvalkjong dat hij vindt en eigenhandig africht. Zijn bullebak van een oudere broer Jud, de onverschilligheid van zijn moeder en leerkrachten (op de goedhartige meneer Farthing na), zijn dreigende stoflongentoekomst…

Het wordt allemaal dragelijk door de band met vogel Kes en de trots op zijn zelfverworven valkeniersvaardigheden. Een hoopvol sprookje met een hartverscheurende, grimmig realistische tranentrekfinale. Opvallend: zowel natuurlyriek als dialectdialogen zijn (eindelijk) meesterlijk vertaald.  

De onsterfelijke nachtegalen

Aaldrik Pot en Barbara de Beaufort

‘In every walk with nature one receives far more than he seeks,’ noteerde natuurschrijver John Muir al. Het is het passende motto van De onsterfelijke nachtegalen (Kleine Uil), de natuurbrieven die Aaldrik Pot en Barbara de Beaufort elkaar gedurende het afgelopen jaar schreven. Hij woont op het zand in Drenthe, zij op de Groningse klei.

Allebei zijn ze zoveel mogelijk buiten, waar ze zich verbazen over smurfblauwe heikikkermannetjes, de geur van duinzand en de ondraaglijke zachtheid van hazendons. Mooie observaties over kleine genoegens maar ook over de jaarlijks terugkerende angst voor die onvermijdelijke donkere dagen. ‘Winter, de tijd dat naar buiten gaan altijd een besluit is, in plaats van een gedachteloze stap door een openstaande deur.

The Outrun

Amy Liptrot

Je hoort de wind gieren en de golven tegen de rotsen beuken. Schrijven over seks is heikel, maar ook de natuurbeschrijving is een gevaarlijke literaire valkuil. Hoe verleidelijk is het om die alinea’s waarin gitzwarte wolken voortjagen boven kale akkers gewoon over te slaan. Amy Liptrot slaagt er in haar memoir The Outrun (Van Ditmar imp.) in om de ruige schoonheid van de Orkney eilanden met zoveel kracht op te roepen dat je de wind hoort gieren en de golven tegen de rotsen hoort beuken.

Liptrot wist niet hoe snel ze na haar eindexamen naar Londen moest vertrekken. Daar ontaardde het feestelijke stadsleven in destructief alcoholisme, waarna ze terugkeerde naar het eiland waar ze opgroeide. De contrasten in haar leven zijn enorm, maar ze schrijft er onderkoeld en zonder effectbejag over. Indrukwekkend, in alle opzichten.

Overal vogelzang

Evie Wyld

Je zou het aan de lenteachtige titel niet zeggen, maar het lezen van Overal vogelzang (De Geus), de tweede roman van Evie Wyld (1980), vergt een behoorlijk sterke maag. Op pagina één vindt Jake Whyte op haar boerderij op een eiland voor de Britse kust een opengereten schaap dat ligt te dampen ‘als een stoofpotje’.

En de in fragmentarische flashbackhoofdstukken onthulde scènes uit de jeugd in de Australische outback die haar naar deze desolate plek aan het andere eind van de wereld deden vluchten, zijn niet minder gruwelijk. Straatprostitutie, een getroebleerde kidnapper, een huiveringwekkend ontspoorde kalverliefde… Nee, vrolijk word je niet van Wylds wereld. Maar ze bouwt de spanning rond haar zwijgzame vertelster wel razend knap op. Een sfeervol, grimmig, David Vann-achtig boek.