VPRO Gids #37

Bestsellerauteur Karl Ove Knausgård (Mijn strijd) trad op in het literatuurprogramma van het Lowlands festival. Wim Brands interviewde hem – opnieuw – en weet nog steeds niet waarom we de boeken van de Noor zo goed vinden.

 

Karl Ove Knausgård is geland en loopt in zichzelf gekeerd naar de receptie van Lowlands. Welbeschouwd lijkt hij nog het meest op een puber van een jaar of zestien vlak voor hij zal optreden op een schoolfeest. Hij vindt het niet vervelend, maar hij verlangt ook naar het moment dat hij weer naar huis mag. Zo zal Karl Ove Knausgård later ook voorlezen. Let op zijn houding. Over het boek gebogen, schouders gespannen. Het is de houding van een puber die eigenlijk wel geniet van de volle schijnwerpers, maar zich tegelijkertijd onzichtbaar probeert te maken.

Warme familieman
In het dankbare publiek van Lowlands zit een fan die ik eerder die dag heb gesproken. Ze heeft alle tot nu toe verschenen vertalingen van Mijn strijd gelezen en praat over de naar Zweden uitgeweken Noorse schrijver alsof ze het over een familielid heeft. Nee, ik maak een ernstige denkfout als ik denk dat Karl Ove een tamelijk contactgestoorde man is die absoluut geen interesse voor zijn medemensen heeft.
 
Haar Karl Ove is een man met een warme belangstelling voor haar omgeving als ze met hem praat. Lees zijn boeken waarin hij zijn omgeving, zijn leven, zijn vrienden en familie weliswaar genadeloos heeft vastgelegd, maar altijd met uiteindelijk op de belangrijke momenten een empathische ondertoon.
Dit is een misverstand.

In de tent op Lowlands zit ook de Canadese schrijver Tom Rachmann. Hij heeft de Engelse vertalingen van de eerste twee delen van Knausgårds werk gelezen. Ik spreek hem vlak voordat het spektakel begint en vertel hem over mijn ontmoeting met de fan. Hij kent ze ook, de fans die Karl Ove zo op handen dragen dat je bijkans van volgelingen zou kunnen spreken.

Schrijven of sterven
In de tent op Lowlands hangt het publiek aan de lippen van Karl Ove. Als hij niet zo gesteld was op zijn rust op het Zweedse platteland, zou hij een goeroe kunnen worden. Er wordt begripvol geknikt als hij, die inmiddels talloze keren is geïnterviewd, weer eens vertelt dat hij op een bepaald moment in zijn leven voor een helse keuze stond: of uit het leven dat hem niet toelachte stappen of opschrijven wat dat leven hem bracht. Hij vertelde mij dat ook toen ik vorig jaar samen met David Kleij­wegt een week in zijn tuin bivakkeerde om hem te portretteren voor onze serie Boeken op reis. Ik herinner me dat hij toen ook zei dat hij een van zijn armen zou hebben geofferd voor het schrijven.

Het publiek op Lowlands krijgt dit verhaal ook cadeau. Voor het optreden interview ik hem voor vpro televisie. Hij vertelt me wat voor hem een belangrijk moment tijdens het schrijven van Mijn strijd was. Nadat zijn problematische vader was overleden, zette hij het samen met zijn broer en zijn grootmoeder op een zuipen. Toen hij deze scène beschreef, wist hij dat hij een grens over ging. Een grens die hem nadien noodzaakte om ook echt een grens over te steken: in Noorwegen werd Mijn strijd zo stormachtig ontvangen dat Knausgård vanwege de familieperikelen die het gevolg waren met zijn gezin naar Zweden verhuisde. ‘Het was ook een bevrijdend moment, het beschrijven van die scene,’ zegt Knausgård tegen me. ‘Ik wist: vanaf nu kan ik me ongehinderd en koortsachtig overgeven aan mijn leven, ook aan de veelvuldige desperate momenten’.

Het universum van Karl Ove
De relatie met veel familieleden bleef problematisch. Dat was de tol. Maar zijn moeder spreekt hij nog regelmatig. ‘Het merkwaardige is alleen dat ik bijvoorbeeld haar stem, nu ik op dit moment aan haar denk, helemaal niet kan horen. Vreemd, niet?’ Waarna mij te binnen schoot dat hij me vorig jaar in die Zweedse tuin vertelde dat hij eigenlijk absoluut niet in andere mensen is geïnteresseerd.
Zijn fan gelooft dit niet.
 
Maar die fan snapt dan ook niet dat Karl Ove in een ander universum woont. In een parallel universum. Hij beaamt het vriendelijk en wil het uitleggen, maar zijn mobiele telefoon gaat. Toen we vorig jaar bij hem op bezoek waren nam hij regelmatig de telefoon op, luisterde naar wat de andere kant te zeggen had, hem konden ze door een technisch akkefietje niet horen. Z’n nieuwe mobiel lijdt aan hetzelfde euvel, zegt hij.
Hij is trouwens aan een nieuwe roman begonnen. Het speelt zich inderdaad af in een parallel universum.
 
Je probeert weer te ontsnappen, zeg ik. ‘Ja,’ zegt hij. En ik zie dat hij, die die ochtend in Nederland landde, alweer met zijn gedachten bij de terugvlucht die avond naar Zweden is.

Waarom zo goed
Tom Rachmann heeft aandachtig geluisterd naar Karl Ove tijdens diens optreden. Waarom vinden we de boeken van de Noor zo goed? Want ook Rachmann heeft ze, evenals ik en vele anderen, ademloos gelezen. Maar waarom?

Interessant is in dit verband dat de criticus van The New Yorker James Wood, die toch vaak een baken in de duisternis is, in een jubelende recensie vaststelt dat hij het ook niet weet. Van de weeromstuit ga je je afvragen of het wel zo goed is, dat werk van Knausgård, zegt Rachmann.
Rachmann: ‘Eén ding weet ik inmiddels wel. Hij heeft vooral alles en iedereen in zijn omgeving gedood. En dat we niet zo goed weten wat we daarmee aanmoeten heeft volgens mij alles te maken met het feit dat deze man al dodend tegelijkertijd overloopt van zelfhaat. Daardoor ontstaan misverstanden. Ik weet niet of ik het goed vind, dat werk’.

Ik aarzel mee, maar als ik ’s avonds een passage uit het vijfde deel van Mijn strijd herlees, De schrijver, dat binnenkort verschijnt, geef ik me weer gewonnen. De Engelse dichters The Martians probeerden door de ogen van Marsbewoners naar ons te kijken. Ze deden dat intelligent. Maar vrijblijvend.
Voor Knausgård zit er niks anders op.

Het echte misverstand is namelijk niet dat hij probeert te ontsnappen. Hij houdt het zelf, intelligent als hij is, kundig in stand. Nee, hij wil niet ontsnappen, hij vraagt zich af waar hij geland is.