VPRO Gids #38

In De hond als medemens schrijft Pauline Slot over haar hond Molly en hondenliefde in het algemeen.
‘Dankzij Molly heb ik iets leren kennen van wat ik niet heb gehad, namelijk kinderen krijgen.’

'Voor Molly, die geen idee had wat een boek was’. Een betere opdracht had Pauline Slot haar nieuwe boek niet kunnen meegeven. De hond als medemens gaat over haar hond Molly, die een paar jaar geleden in haar leven kwam en er veel te vroeg weer uit verdween. Maar het gaat eveneens over de moderne mens en zijn doorgeslagen dierenliefde. Slot hield zielsveel van Molly, veel meer dan ze ooit had kunnen denken, maar ze is tegelijkertijd in staat met relativerende afstand naar zichzelf en die liefde te kijken. Zo werd De hond als medemens een aantrekkelijke mengeling van particuliere belevenissen en ­sociologische beschouwingen over het fenomeen hondenliefde.
 
Het is makkelijk om een boek over een hond, een dode hond nog wel, af te serveren als sentimentele kitsch. Maar wie zich de collectieve rouw herinnert bij het overlijden van Rekel, weet dat een goeie schrijver ook van de aftakeling van zijn hond grootse literatuur kan maken. Koos van Zomeren boekstaafde jarenlang het leven van zijn hond Rekel in wekelijkse columns in NRC Handelsblad, totdat die op 7 september 2001, doof, dement en incontinent, eindelijk naar de eeuwige jachtvelden vertrok.
 
Pauline Slot weet in haar in memoriam voor Molly diezelfde combinatie van liefde en nuchterheid te leggen die de Rekel-stukken kenmerkten. Haar subtiele ironie duikt telkens precies op het juiste moment op, zodat zelfs notoire hondenhaters zich in stilte misschien zullen afvragen of ze niet toch iets heel moois hebben gemist in hun leven. Of zoals het in het boek staat: de hond is een uitnodiging tot tederheid die je kunt aannemen of afslaan.

Zelf was Pauline Slot al achterin de veertig voordat ze besloot dat het tijd was voor een hond. Kinderen waren er niet gekomen, een wereldreis had ze al gemaakt, en ze was eigen baas. Ze hoefde er alleen nog maar een uit te kiezen. ‘In een paar weken tijd scrolde ik langs duizenden honden, die mij opgewekt of smekend aankeken,’ schrijft ze. En: ‘Ik wist nog weinig van de moeite die je moet doen om in de hondenwereld een moreel neutrale aankoop te doen.’ Dus krijgt ze niet alleen te maken met broodfokkers, puppyfabriekjes en tweedehands exemplaren die baasjes nodig hebben die ‘stevig in hun schoenen staan’, maar ook met adoptiehonden uit verre landen die wachten op ‘een gouden mandje’. Molly was door haar Spaanse eigenaar in een put gedumpt en na haar redding naar Nederland gevlogen, waar ze in een gastgezin werd opgevangen. Na dit avontuur belandde deze jonge, energieke hond, ‘met een flossige vacht in impressionistisch aangebrachte grijs-en zwarttonen’ in Warmond, waar ze het leven van Pauline Slot ingrijpend zou veranderen. Totdat een Spaanse sluipmoordenaar in de vorm van een onbehandelbare ­parasiet haar fataal werd.
 
Onvervangbaar
Als we op een mooie zomermiddag de poort naar de tuin openduwen waar Molly zo vaak heeft rondgestuiterd, worden we verwelkomd door een schattige zwarte spaniel die Saartje heet.

‘Maarten ’t Hart wil geen hond meer omdat je dan weer afscheid moet nemen,’ vertelt Slot over haar collega en dorpsgenoot, ‘maar ik wilde gelijk een nieuwe hond. Ik zou dat niet meer willen missen in mijn leven. Het is vreemd dat ik het grootste deel van mijn leven geen hond heb gehad, terwijl ik nu niet meer zonder zou willen.’

De hond als medemens begint met het verslag van een wandeling over een dierenbegraafplaats in de Drentse bossen, waar Slot bij toeval verzeild raakte in haar toen nog hondloze leven. De kluifvormige zerken en onbeholpen grafschriften voor Sloeber, Wodan en Mister Kitty vond ze eerder lachwekkend dan ontroerend. Maar na de dood van Molly begrijpt ze die uitingen van verdriet beter.
 
‘Ik geloof niet dat ik er destijds smalend over deed, maar ik vond het wel heel ver gaan. Inmiddels weet ik dat je niet makkelijk tegen mensen zegt dat je nog steeds veel verdriet hebt over je hond. Alleen mensen die zelf zo’n band hebben met hun hond, begrijpen dat. Als je man overleden is, mis je niet een man, maar die man. Zo mis ik ook echt Molly: niet een hond, maar die hond. Dat ene dier was absoluut onvervangbaar. Ik vind het heerlijk om weer een hond te hebben, en ik ben dol op Saartje, maar dit is een andere hond, en een andere ervaring.’
 
Wolvengehuil
In De hond als medemens doet Slot intiem verslag van haar relatie met Molly. Herkenbaar voor elke huisdierbezitter is vermoedelijk de namenkwestie. Molly bleek goed voor meer dan vijftig bijnamen. Niet alleen afgeleiden als Mol-Katrolly, Molke en Molly Malone, maar, via onnavolgbare omwegen, uiteindelijk ook Karl Popper, Professor Slootwater, Teeny Bopper en The Passenger, naar Iggy Pop, om te eindigen met een eigen variant op Angie, van The Rolling Stones, waarin de onwetende Molly met Jagger-achtige uithalen werd bezongen: ‘Molleh, still lov’yu, baby. ­There ain’t a dog that comes cloooose to you.’
 
‘Dat Molly wel vijftig namen had, wisten anderen niet. Dat hou je binnen je eigen muren. Maar toen ik begon met het opschrijven van herinneringen, vond ik het leuk om daar met een zekere afstand naar te kijken. Hoe ging dat nou? Het is maar een hond, en toch bouw je er van alles omheen. Er ontstaat een hele folklore rond zo’n dier, tot en met liedjes aan toe. Dat wilde ik boekstaven. Veel mensen geven elkaar binnenskamers ook bijnamen. Je weet het alleen niet van elkaar.’
 
Met de intrede van Molly in haar leven, kwam er ook een mand, een riem en een cursus. Als Slot ’s avonds naar boven vertrok, klonk er hartverscheurend wolvengehuil door het met stoelen gebarricadeerde trappengat. Het duurde niet lang of Molly verhuisde mee naar boven. En toen, ineens, was daar het moment. Het moment waarop ze zich realiseerde dat ze van haar hond was gaan houden.
 
‘Ik stond naar Molly te kijken terwijl ze met een troepje andere honden speelde op het strand. Ineens realiseerde ik me dat ik alleen naar haar keek. Alsof die andere honden er niet waren. Dat heb je met kinderen misschien ook, dat je alleen je eigen kind ziet. Iets van dat mechanisme werkte tot mijn verrassing ook bij een hond. Het zorgcircuit dat in ons hoofd zit, is bestemd om kinderen mee groot te brengen, maar zet daar een ander wezen neer en je doet en voelt hetzelfde. Althans, dat gold voor mij. Het is een belangrijk wezen, waar je voor zorgt en waar je van gaat houden. Tegelijkertijd weet ik heel goed dat het een hond was.
 
Dankzij Molly heb ik iets leren kennen van wat ik niet heb gehad, namelijk kinderen krijgen. Het ligt natuurlijk heel ver uit elkaar, maar iets van dat gevoel heb ik toch kunnen ervaren. Dat had ik anders niet gehad. Natuurlijk is het veel makkelijker om samen te leven met een hond dan met een kind. Het is een hele eenvoudige relatie in vergelijking met de relatie die mensen met kinderen hebben. Honden zijn heel ongecompliceerd. Ze veranderen niet, ze groeien niet op, ze krijgen nooit genoeg van dingen. Ze zijn tevreden met wat er is. Dat is veel makkelijker dan met mensen.’

Hechtingsjunkies
Dat vermaarde vermogen van honden zich aan hun baas te hechten, maakt ze ook kwetsbaar. Zelfs verwaarloosde honden, die hun dagen slijten in donkere schuren of overvolle asiels, hunkeren naar contact met mensen. ‘Zelfs bij de meest gedepriveerde honden is vaak die flakkering van affectie nog aanwezig’, schrijft Slot. ‘Het Stockholmsyndroom is voor de hond een normale staat van zijn.’ Op het bbc-journaal ziet ze archiefbeelden van een kindermoordenaar die zijn tuin uitloopt om zijn hond uit te laten: ‘Dezelfde tuin waarin een meisje begraven had gelegen. Inmiddels kon geen mens meer naar de man kijken zonder te denken aan wat hij had gedaan. Alleen zijn hond zou nog net zo blij zijn hem te zien, als er zoiets bestond als hondenbezoekrecht in de gevangenis.’ Een mooie observatie, al is Slot de eerste om die mythe van onvoorwaardelijke trouw te relativeren.
 
‘Dat je zo geaccepteerd wordt door een ander wezen, komt eigenlijk nergens anders voor. Honden accepteren ons volledig zoals we zijn. Toen ik Molly ging ophalen bij haar gastgezin vroeg ze zich niet af waarom ze ineens bij mij was, en of het verderop in de straat misschien niet leuker zou zijn. Zolang je ze goed verzorgt, kan het ze niet schelen wie je bent, of je wel succes hebt in je werk. Ze stellen geen voorwaarden en dat is heel charmant. Het is onvoorwaardelijke liefde, maar geen eeuwige liefde. Ze kunnen hun liefde heel makkelijk overplanten op iemand anders. Als jij Saartje straks mee naar huis zou nemen, zou ze daar ook heel happy zijn. Die trouw is er zolang jij in hun blikveld bent. Val je daarbuiten, dan richten ze zich op iemand anders. Het zijn hechtingsjunkies.’
 
Ook de neiging om allerlei diepere gedachten te vermoeden in het hondenbrein, is Slot niet vreemd, maar tegelijkertijd is ze zich er van bewust dat er eigenlijk niet zoveel omgaat in die kop. Een hond heeft geen ambities, kijkt nooit met spijt terug op foute keuzes, maakt zich geen zorgen om de toekomst en ergert zich niet als hij in de file staat voor wegwerkzaamheden waarbij niet aan de weg wordt gewerkt. ‘Ons voorstellingsvermogen heeft ons veel gebracht, maar maakt ons ook tot een noordelijk zeeklimaat. Een hond is in dat opzicht pure vakantie: altijd zon’, noteert Slot.
Zo jaloersmakend vanzelfsprekend wordt ook de dood aanvaard in een hondenleven. Zelfs als die veel te vroeg komt. Honden lopen door zolang ze kunnen, en als het niet meer gaat, gaan ze zonder klagen liggen.
 
‘Ze onderging het gewoon. Er zat geen protest in. De laatste dagen kwamen veel mensen en bevriende honden afscheid van haar nemen. Het was een sterfbed zoals je dat menig mens zou toewensen.’