Manisch depressief, schizofreen, godsdienstwaanzinnig en nymfomaan. Het zijn de woorden waarmee Rieneke, de moeder van journalist en schrijver van Mirjam van Biemen (1974), na haar dood wordt herinnerd. Op 19 augustus 1983, Van Biemen is dan acht jaar oud, maakt zij een eind aan haar leven – een dag voor haar ontslag uit de Ursulakliniek in Wassenaar, een inrichting voor psychiatrisch patiënten. ‘Er is iets ergs gebeurd,’ zegt Van Biemens vader Wybo de volgende ochtend tegen haar en haar zus Judith. ‘Mama is dood.’ En zwijgt. Tot aan zijn overlijden in 2007 blijven de zelfdoding en het leven van hun moeder taboe.
‘Zo werd er een beeld in mijn hoofd geplant van een vrouw die gestoord, manisch, labiel en op seks belust was geweest, die duidelijk de regie over haar leven verloren had. Volgens mijn vader was dit de oorzaak van haar dood geweest,’ schrijft Van Biemen in Mama wil weg. In het boek reconstrueert ze haar moeders leven, op basis van twee koffers vol dagboeken en gesprekken met ruim vijftig mensen die haar moeder hebben gekend. ‘Dit boek is zowel een eerbetoon als eerherstel. Ik zie het als een samenwerking,’ zei ze in een interview met het blad Linda.
Al in 2014 maakte Van Biemen een gelijknamige radiodocumentaire over haar moeder, voor de VPRO. Daarin draaide het om het huisvrouwensyndroom; de ‘geestelijke nood’ die vrouwen kunnen ervaren als gevolg van de beperkingen van het huisvrouwenbestaan. Hoewel de documentaire aanslaat, blijft er iets knagen: dit is niet het hele verhaal. Dus duikt Van Biemen opnieuw in het verleden, een zoektocht die ze pas aandurft als ze zelf zwanger is.
Bijna obsessief begraaft ze zich in haar onderzoek. Ze ontdekt dat haar moeders leven is getekend door jeugdtrauma’s en een gewelddadig huwelijk. Maar ook dat haar moeder een getalenteerd dwarsfluitiste was en dolgraag schrijver of journalist had willen worden; dromen die in de kiem gesmoord werden door de violistencarrière van Wybo en de nachtmerrie waarin ze terechtkwam. ‘Mijn ouders hebben elkaar vermoord,’ zeg ik weleens om het toch maar samen te vatten,’ luidt Van Biemens tragische conclusie. Vannacht vertelt ze erover in Nooit meer slapen.