VPRO Gids 28

12 juli t/m 25 juli
Pagina 130 - ‘Nachtegaal’

Nachtegaal

Martin Kaaij ,

Stopte Stravinsky zogeheten ‘chinoiserieën’ in Le chant du rossignol? Zijn orkeststuk scoort in ieder geval niet hoog op de Efteling-schaal. 

Een Chinees restaurant herken je uit duizenden. Het ruikt er naar oestersaus, op de achtergrond klinkt oosterse muziek en de eetzaal is ingericht met lakschermen, lampionnen, bontgekleurde lantaarns, beschilderde vazen, een gong en mythologische figuren van aardewerk of porselein. Het totaal is onontkoombaar Chinees en we lusten er wel pap van. Op Hollandse doorzonvensterbanken pronken porseleinen draken en een eeuw geleden verkleedden de Parijse dames zich al graag achter een lakscherm met pauwen. ‘Chinoiserie’ noemen we zulke in het Westen gekoesterde stukjes China.

In 1908 begon de Russische componist Igor Stravinsky aan de opera Le chant du rossignol, naar het sprookje De Chinese nachtegaal van Hans Christian Andersen. In dit sprookje geniet de keizer van China van de zang van een nachtegaal. Maar als hij een speelgoednachtegaal cadeau krijgt, vliegt de echte weg. Daarop wordt de keizer ernstig ziek en hij geneest pas weer als hij terugkeert.

Stravinsky onderbrak het werk aan de opera voor aantrekkelijke opdrachten die niet konden wachten. In 1913 besloot hij de opera te voltooien voor een theater in Moskou dat failliet ging voor de eerste noot gezongen was. Vervolgens vroeg de impresario Diaghilev hem een ballet van de muziek te maken. Stravinsky kortte de muziek in van 45 naar twintig minuten, schreef nieuwe overgangen, en dunde de orkestklank uit. Deze orkestversie is vanavond op NPO Klassiek te beluisteren.

Stopte Stravinsky chinoiserieën in de muziek, zoals ze dat bijvoorbeeld in het sprookjesbos van De Efteling doen? Daar begint De Chinese nachtegaal met welluidende gongslagen, gevolgd door een opgewekt liedje dat maar vijf tonen van de toonladder gebruikt (do re fa sol en la). Met die vijftonige oftewel pentatonische ladder zitten we direct in China. De gong helpt natuurlijk ook.

In Stravinsky’s Le chant du rossignol zit een gong en ook een celesta – een soort piano die klinkt als tempelbelletjes. Bovendien waart de pentatonische ladder in de muziek rond. Maar ze klinkt minder zogenaamd Chinees dan in De Efteling. Soms heeft het liedje slechts vier tonen (alsof de draak zijn staart heeft verloren); de volgende keer schuren er allerlei andere instrumenten stevig tegenaan (een kudde olifanten loopt met de draak mee) – zo stevig zelfs dat de associatie met Chinese muziek nauwelijks op gang komt.

En hoe klinken de nachtegalen van Stravinsky? Een nachtegaal zingt een complex lied dat alleen met enorme kunstgrepen kan worden genoteerd. Stravinsky’s speelgoednachtegaal blijft keurig in de maat en maakt geen gekke sprongen. Zijn ‘echte’ zit ertussenin met vrij melodische gefladder en quasi geïmproviseerde ritmes. Stravinsky had kunnen proberen om de natuur naar de kroon te steken, maar dan hadden de luisteraars gedacht dat de muzikanten gek waren geworden. Als kunst op de werkelijkheid gaat lijken wordt ze ongeloofwaardig.