Berendien uut Wisp
‘Degene die dat heeft bedacht, van die oormerken, die zouden ze zelf aan zijn oren moeten ophangen. En ik heb het mijn beesten niet willen aandoen. Ik had veel kalveren op de boerderij. (…) Dat zijn ontzettend lieve dieren, maar toen ze die gele oormerken moesten hebben, toen heb ik gezegd, nee, dat mag niet gebeuren met mijn beesten. Heel verschrikkelijk met die merken. En de oren gaan zweren. En de runderen staan te klapperen met hun oren. Ze willen het zelf niet.’
P.A.M. Gossens, directeur-generaal Ministerie van Landbouw
‘Er waren tal van ambtenaren en hoge ambtenaren, die tot in ’80, ’81 hebben gedacht dat stront en mest twee verschillende zaken waren. Een gemiddelde burger, die woont in een stedelijke agglomeratie, heeft geen idee. Zo'n man gaat naar het tuincentrum iets voor de rozen halen en die denkt dan dat zo'n plastic zak achteraan de koe wordt gehangen en dat die koe daar keurig de korrels in draait. Welke ambtenaar is er ooit rechtstreeks, pfll, in een vlaai gestapt? Geen enkele.’
J. de Korte, wethouder Milieuzaken Deurne
‘Wij gaan in Deurne uit van het principe dat de vervuiler betaalt. De vervuiler zien wij als de vleeseter, want de vleeseter eet vlees en zou die minder, of geen vlees eten heb je minder dieren nodig, heb je ook minder mest. Dus iedereen die in Deurne vlees koopt is verplicht om een evenredige hoeveelheid mest mee naar huis te nemen. De veehouders rijden de mest niet uit bij ons, maar die brengen ze in grote gamellen naar de slagers en iedereen die daar vlees koopt, of het nu een ons rosbief is of een pond gehakt, die neemt dus een ons of een pond mest mee naar huis om het thuis bij voorkeur in zijn eigen tuin te verspreiden.’