‘Ze zag nooit iemand die er ook maar een beetje uitzag als zij. Er was wel de gager bij de apotheek. En het negerpoppetje in de kerk, hoewel dat hele grote dikke lippen had en een wijdopen mond waarin je munten kon gooien, voor de zending. Ze voelde zich merkwaardig verwant met dat poppetje, ook al had zij die hele dikke lippen niet.’ In 1928 wordt de moeder van Harriët Duurvoort, de dan zes weken oude dochter van een jonge Friezin en Afro-Amerikaanse jazzmuzikant, geadopteerd door een streng gereformeerd echtpaar in Den Haag. Het was de eerste interraciale adoptie in ons land. In De dochter. Herinneringen aan anders zijn tekent Duurvoort het levensverhaal van haar moeder op. Een leven tegen de achtergrond van een bewogen eeuw in de Nederlandse geschiedenis, waarover ze vannacht vertelt in Nooit meer slapen.
‘Eva wilde niets liever dan ergens bij horen,’ schrijft Duurvoort. Hoe lastig dat was, of beter, hoe onmogelijk haar dat werd gemaakt, blijkt al gauw en dreunt een leven lang na. Eva is acht jaar oud als ze bij meester Bos in de derde klas komt. Het duurt niet lang voor deze autoritaire man, gekleed in een eeuwig zwart pak, Eva’s vader naar school laat komen voor een onderhoud. De strekking: het had niet zo veel zin dit kind les te geven. “‘U… u moet wel beseffen dat dit ras niet kan leren.’” Zo zei hij dat,’ verklaart ‘Vader’ na afloop aan ‘Moeder’, Duurvoorts oma. De kleine Eva vangt het gesprek tussen haar adoptieouders per ongeluk op. Het effect: Eva, met wie het tot dan toe prima ging op school, kreeg het jaar erna ‘geen letter meer op papier’.
De dochter is, in de woorden van Duurvoort, ‘een verhaal van een zwart meisje in een witte wereld’. En wat dit alles, ook generaties later, nog betekent voor de zoektocht naar wie je bent, bij wie je hoort en hoe weinig je daar zelf vaak over te zeggen hebt. Dat er in de bijna honderd jaar en uiteenlopende levens waarop de schrijver en journalist terugblikt zo veel is veranderd en tegelijkertijd (opnieuw) akelig bekend voorkomt, is verontrustend.