Diana Charité
‘Ik vind het lekker een sterke man, zeg ik eerlijk, weet je wel, weet je niet. Als ik in het café bijvoorbeeld eens een keer teut van mijn kruk ben gekukeld, dat hij me naar boven kan dragen en zo. Alleen kleine, gespierde billen, daar hou ik niet zo van. Ze moeten wel gespierd zijn, die billen, maar niet zo klein, weet je wel. En er liepen wat van die Chippendales tussen met zo G-string, zo’n veter tussen de billen, en dan is het net een paar bongo’s.’
Carla van Putten
‘Ik kon met mijn man vroeger zo heerlijk zwieren. Op de ijsbaan stonden de mensen aan de kant: kijk ze eens zwieren. Dan waren we een wezen met vier benen, zo hoeps, hoeps, hoeps, en uitzwaaien. Maar dat gaat niet meer, hè. En ik ben een gek mens hoor, als er ijs ligt dan moet en zal ik zwieren. Dus ik ben het nu Frank aan het leren, mijn zoon Frank. Kijk nou, nog eens even zo, handen gekruist, het is zo gezellig, zwieren.’
Frank van Putten
‘Gezellig zwieren, ma.’
Vader bij de burgerlijke stand
‘Het is geen meisje, en het is ook geen jongen. Ik zeg niet wat het is. Kijk, je hoeft geloof toch ook niet op te geven. Dus ik dacht ik geef ook niet op, in een land waar we niet discrimineren – hebben we altijd de mond van vol, Nederland, hè, wij discrimineren niet, niet naar geloof, niet naar ras, niet naar geslacht. Dus ik zeg dat u moet opschrijven: mens.’