VPRO Gids 47

23 november t/m 29 november
Pagina 50 - ‘Klare lijntrekker’

Klare lijntrekker

Maarten van Bracht ,

Over striptekenaar en grafisch ontwerper Joost Swarte verscheen een biografie. Tijd voor een gesprek.

Wie wordt gebiografeerd is meestal al overleden, maar moet iemand eerst dood zijn om een afgerond beeld van zijn leven te kunnen geven? Wie bij leven een biografie krijgt kan die zelf nog lezen en tevreden instemmen met de inhoud, maar ook vaststellen dat zijn welbestede tijd althans op papier op is. De biografie van Joost Swarte (76) is geschreven door journalist Ward Wijndelts (was hoofdredacteur van Vrij Nederland) en het valt uit te sluiten dat die passages bevat die Swarte, immers geen politicus of crimineel maar een gelauwerd striptekenaar en grafisch ontwerper, zullen mishagen. Joost Swarte (Das Mag), de vrucht van vele gesprekken op diens atelier en met belangrijke personen in zijn leven, wordt aldus aangekondigd: ‘Hoe is de op brommers scheurende zittenblijver ooit gaan tekenen voor het wereldberoemde tijdschrift The New Yorker? En hoe ging hij van een “klare lijn” naar het ontwerpen van theater de Toneelschuur?’

Over Swarte behoort men minstens te weten dat hij het begrip klare lijn heeft gemunt, ook internationaal veelvuldig gebruikt sinds hij het in 1977 bij de tentoonstelling Kuifje in Rotterdam introduceerde als het bepalend stijlkenmerk van het werk van Hergé, schepper van Kuifje. Swarte tekent strips en grafiek sinds 1970, maar werd vooral bekend door zijn tekeningen, posters, postzegels, ansichtkaarten, lp- en cd-hoesjes en ontwerpen voor omslagen van bladen. Internationale erkenning volgde vanaf 1980, zijn werk verscheen in vijf talen. Zijn uitgeverij Oog & Blik bracht auteurstrips, prentenboeken en eigen werk uit. Swarte ontwierp ook meubilair, glas-in-loodramen, muurschilderingen, de Toneelschuur in Haarlem en (samen met architect Sytze Visser) vier huurappartementen in de Jordaan. Hij initieerde de tweejaarlijkse Stripdagen Haarlem, was betrokken bij het concipiëren van het Hergémuseum in Louvain-la-Neuve (waar hij in 2010 zelf een tentoonstelling kreeg) en maakte illustraties voor The New Yorker. Zo genoeg creatieve veelzijdigheid? En er is nog veel meer…

In 2012 zei hij bij de presentatie van zijn verzamelbundel Bijna compleet: ‘In mijn strips probeer ik de vrijheid van de undergroundtekenaars te combineren met het vakmanschap van de oude meesters.’ Laat dat ‘probeer’ maar weg.