‘Op zo’n plek trek je ze toch een beetje uit hun comfortzone,’ zei presentator Raven van Dorst ooit in een interview met Tubantia, over het leven op de verfomfaaide boerderij in Apeldoorn – ook in het nieuwe seizoen weer het decor van Boerderij van Dorst. ‘Normaal zie ik die mensen in de hectiek van de Gooise matras, en is het contact vluchtig, snel en met veel blabla. Hier, in de rust, al werkend tussen de plantjes, valt het masker snel af krijg je mooie en “echte” gesprekken.’
Zo zagen we de afgelopen seizoenen Frans Bauer een gat voor een vijver graven (terwijl hij vertelt over zijn haartransplantaties), Jaimie Vaes kippenhokken bouwen (ondertussen beschrijft ze hoe het was om in een gewelddadige liefdesrelatie te zitten), Arnon Grunberg een akker aanleggen (en uit de doeken doet dat hij als klein kind door zijn ouders naar de psychiater werd gestuurd), Waylon wilgen snoeien (voordat hij spreekt over zijn affaires) en Paul de Leeuw een composthoop aanleggen (en daarnaast zijn intimiderende gedrag opbiechten).
De hoofdgasten van de eerste aflevering uit het nieuwe seizoen hadden überhaupt al niet zoveel met maskers. Rapper Donnie (1994) en de gitaarspelende singer-songwriter Sanne Hans (1984) stotteren allebei. In theorie, zou je kunnen stellen dat iemand die stottert geen masker op kán doen, want de haperingen verraden de spanning meteen. Toch hebben de taaie klusjes van Van Dorst opnieuw hun magische uitwerking. De vrijgevochten Hans puft ’s avonds uit aan de keukentafel, nadat ze overdag kilo’s varkensmest heeft geschept. Ze ontroert met de onthulling van een diep weggestopt schuldgevoel, ontstaan tijdens de ogenschijnlijk zorgeloze beginperiode van haar carrière. En terwijl Donnie de mest over de toekomstige moestuin verspreidt, vertelt hij over zijn bijzondere gezin van herkomst. Hij werd opgevoed door zijn moeder, tante en oma, en mist zijn onlangs overleden oma nog iedere dag, zo vertelt de doorgaans zorgeloos ogende rapper met betraande ogen.
En zo ontvouwt zich een wijze les – ook voor gewone stervelingen: hoeveel stront er ook aan de knikker is, met het aangaan van een rotklus, kom je altijd weer tot jezelf.