Hij was gek op duizendpoten, hield ook wel van rupsen, maar voor een verse en krokante kakkerlak kon je de Moho braccatus, net zo slecht bekend onder de naam Kauai-o’o, altijd wel wakker maken. Kon, want deze twintig centimeter lange zangvogel bestaat niet meer. Weg. Uitgestorven. De laatste keer dat dit donkere beestje met zijn opvallende gele dijtjes gezien werd was in 1985 op Kauai, een van de grootste eilanden van de archipel Hawaï. Die locatie verklaart ook zijn naam. Twee jaar nadat hij voor het laatst is gezien heeft men de o’o nog wel een keer gehoord en een attente ornitholoog heeft zijn geluid toen vastgelegd. Die opname staat op internet en dat sfeervolle gefluit klinkt met de kennis van nu nogal droevig. Want met dat fluiten probeerde de o’o een vrouwtje te lokken. Tevergeefs. Die waren er al niet meer. Hij was nog de enige in zijn soort. Hartverscheurend, en er zijn veel meer diersoorten die het net zo moet zijn vergaan.
Een deel van deze verdwenen soorten wordt weer tot leven gewekt in het Amsterdams museum Allard Pierson op de expositie De roep van de o’o – Natuur onder druk. Daar is natuurlijk de mediagenieke dodo te wonderen maar ook de quagga. De wat?! De quagga, een zebra die soms ook voor paard of ezel werd aangezien en waarvan het laatste exemplaar stierf in Artis.
De zwanenzang van de o’o is slechts een van de geluiden op de expositie. Zo heeft de Amerikaans kunstenaar Bernie Krause ruim tien jaar lang natuurgeluiden opgenomen in een park bij San Francisco. Ieder jaar werd het daar leger en dus stiller. Een somber stemmende soundscape, maar als zijn opnames in omgekeerde chronologische volgorde worden afgespeeld klinken ze best hoopvol. In Nu te zien! leidt Marc de Beyer, directeur van het Haarlemse Teylers Museum, de kijkers rond op deze verdwenen diersoortenexpositie waar de belangrijkste bijrol naar de mens gaat. Die is verantwoordelijk voor alle druk op de natuur en zonder zijn toedoen hadden de curatoren nooit zoveel keus gehad bij het samenstellen van De roep van de o’o.