VPRO Gids 30

27 juli t/m 9 augustus
Pagina 41 - ‘Verpletterend’

Verpletterend

Martin Kaaij ,

Componist Sergej Tanejev kon als geen ander een compositie opbouwen. Dat is bij uitstek te horen in zijn doorwrochte cantate Johannes van Damascus. 

De vrolijke liefdesavonturen van P. G. Wodehouse lezen alsof ze met de losse pols in elkaar zijn gezet, want de onderlinge verhoudingen van geliefden, ouders, tantes, vrienden en rivalen zijn zo verstrengeld dat Wodehouse steeds gemakkelijk een nieuwe complicatie kan introduceren zodra een uitweg uit de chaos van smoesjes, leugentjes en halve waarheden nabij is. Maar zo werkte Wodehouse niet. Eerst maakte hij lijstjes met verwikkelingen (meisje steelt juwelen en geeft ze aan held in bewaring), en ondertussen bedacht hij karakteristieken van protagonisten (de secretaris is veel te lang voor zijn omvang). Vervolgens schreef hij de hele roman en tot slot polijstte hij alle oneffenheden weg tot het leek alsof iedere inval zomaar uit zijn brein was ontsproten. Een goede klucht vereist stevige planning.

De Russische componist Sergej Tanejev werkte op vergelijkbare wijze. Tanejev componeerde niet van voor naar achter, maar van buiten naar binnen. Hij bedacht eerst het hele werk, bepaalde de lengte van de delen, plande de orkestrale kleuren en de toonsoortwisselingen, en vulde dan pas de details in. Net als Wodehouse hield hij van koel redeneren en ver doorgevoerde grappen. Zo schreef hij een Beambtenkwartet of een canon op de zin 'Je contrapunt is heel goed' in Esperanto, maar ook veel fuga's en andere geleerde stukken. En Tanejev was een atheïst die zei dat religieuze muziek hem op geen enkele manier kon raken en toch een kerkvader bezong in de cantate Johannes van Damascus. Kerkvaders verdedigden de christelijke levensvisie in woord en geschrift. De cantate met het vrome onderwerp van de atheïst is vanavond op npo Klassiek te horen.

Johannes van Damascus heeft drie delen: een adagio van twaalf minuten, een andante van drie minuten en een fuga van zeven minuten. Goed plannen betekent dus niet dat de delen ongeveer even lang zijn. Een terugkerend effect is dat Tanejev de spanning langzaam opbouwt – orkest begint, zangstem erbij, nog een stem, alle stemmen samen, hoorn snijdt door de orkestklank heen, violen gaan de lucht in, zo ongeveer – en dan plotseling het volume drastisch terugneemt. Ook de cantate als geheel zit zo in elkaar. De tempo's worden allengs hoger totdat de uitgelaten fuga van het derde deel met een fikse paukenroffel eindigt. Daarna gaat de muziek nog anderhalve minuut fluisterzacht door, de luisteraar verpletterd achterlatend. Het is allemaal van te voren bedacht en het werkt nog ook.