‘Als de zon zakt, de straten leeglopen en mensen zich klaarmaken om naar bed te gaan, begint in mijn ogen pas het spannendste deel van de dag, namelijk: de nacht!’ Zo begon Raven van Dorst vijf jaar geleden het programma Nachtdieren, waarvan deze week een nieuw seizoen begint.
Van Dorst trapte in 2019 af in thuisstad Rotterdam. ‘Het idee dat iedereen ligt te slapen en dat de dagelijkse sleur even stil ligt, dat geeft mij een gevoel van vrijheid, of zo,’ vertelt die vanachter het stuur van een goudkleurige sportauto. ‘Aan de andere kant heeft de nacht iets spannends, onbekends en eenzaams. Het is niet voor niets dat de meeste horrorfilms zich ’s nachts afspelen.’
Die tegenstelling komt regelmatig terug in de ontmoetingen die Van Dorst heeft. Zoals de allereerste: Frans, die naast een plantenbak in Delfshaven biertjes staat te drinken. Frans (Feyenoordpet en -jas, zijn accent is dermate stevig dat hij ondertitels krijgt) is oud ijzer aan het zoeken. Hij zit in de schuldsanering en zijn reguliere salaris loopt via een bewindvoerder. ‘Zo pak ik wat extra’s, voor mezelf.’
Van Dorst helpt hem mee. ‘Spannend, alsof er een Kindersurprise-ei op ons ligt te wachten!’ Frans: ‘Ja, helemaal kicken.’ Tijdens het struinen vertelt hij over zijn akelige scheiding en dat hij zijn dochter al acht jaar niet meer mag zien. Vrijheid én eenzaamheid.
Dat zit ook in Mehmet, die al drie uur in de Europoort op zeebaars zit te vissen. Heerlijk vindt hij de rust te midden van de industrie. ‘Daarom woon ik ook alleen. Als een klok tikt word ik al gek.’
Het zijn bijzondere ontmoetingen die Van Dorst heeft. Ook nu weer, vijf jaar na de eerste Nachtdieren-reeks, met een man in Brussel die hulppakketten uitdeelt aan daklozen, die zélf op zijn zestiende dakloos werd. Dat de ontmoetingen steevast leiden tot ontwapenende, prachtige gesprekken, komt vooral door de houding van de presentator: oprecht, nieuwsgierig, open en nuchter. Ook wanneer die een man interviewt die midden in de opnames van een pornofilm zit en zich verontschuldigt: ‘Ik heb net mijn lul vastgehad.’ Van Dorst geeft hem een hand: ‘Nou ja, we zijn nou toch bezig, joh.’