Schrijver Milan Kundera (1929), geboren in Tsjechoslowakije, heeft een moeizame relatie met zijn geboortegrond. In 1975 ontvluchtte hij het repressieve communistische regime aldaar en emigreerde naar Frankrijk. In 1979 werd hem het Tsjechoslowaakse staatsburgerschap ontnomen en twee jaar later kreeg hij er het Franse voor terug. Woonachtig in Parijs keerde hij zich verder af van zijn vaderland. In 1984 vroeg hij zich in de New York Times af: ‘Thuis zijn, geworteld zijn, is dat niet gewoon een fictie waaraan we ons vastklampen?’
Sinds 1990 publiceert hij enkel nog in het Frans en toen hij in 2009 een uitnodiging kreeg voor een symposium in het Tsjechische Brno over zijn werk, bedankte hij in een brief grappend voor dit ‘necrofielenfeestje’ en schreef dat hij zichzelf ziet als Frans schrijver, en dat zijn werk dus ook in de sectie Franse literatuur hoort te staan in de boekwinkel.
Tsjechische politici anno nu hopen dat hij dat niet zo serieus bedoelde. In 2019 ging de Tsjechische ambassadeur bij Kundera langs in Parijs om de toen negentigjarige auteur alsnog hoogstpersoonlijk een Tsjechisch staatsburgerschap te overhandigen. Zou het ermee te maken hebben dat hij jaar in jaar uit op de lijstjes staat van potentiële Nobelprijswinnaars?