Bernd Gansebev: ‘We spelen “Heibel in de tent”, dat is ook naam van onze clubtour. En het wórdt heibel in de tent. We beginnen met een drumstel dat in elkaar gekinkeld wordt en de gitarist neemt een gitaar met vlammenwerper mee. In de loods waar ze opnemen vlogen vroeger straaljagers met open motor uit. Dus zo’n vlammenwerper kan daar prima.’
Gemaskerde Kraaien
In de laatste aflevering van Werk in uitvoering een optreden van de Haagse nederhopformatie De Kraaien. Frontman Bernd Gansebev belooft heibel.
‘We hebben wel het imago van heibel in de tent. In het verleden stond er standaard een ambulance en politiewagen voor de deur als wij optraden. De politie hoefde nooit in actie te komen hoor, maar er ging wel eens iemand met een glimlach op het gezicht vanuit de moshpit naar de ambulance om een wenkbrauw te laten hechten. Tegenwoordig zijn de optredens nog wel een gezellige chaos maar niet meer buitensporig. Ik vind het belangrijk dat het voor iedereen leuk is.’
‘De nummers zijn veel persoonlijker geworden. Ik heb gewerkt met Niels Zuiderhoek die ook platen van Kensington, Di-rect en Ilse de Lange heeft geproduceerd. In zijn studio in Berlijn stroomden de songs eruit. Over een relatie waarin iemand achter mijn rug vreemdging, over vluchtelingen, over mijn beste vriend die kampte met psychoses en uiteindelijk een einde aan zijn leven maakte. Vooral dat laatste nummer was heel intens om te maken. Toen ik het inrapte, stond ik om de zin heel hard te huilen. Heel therapeutisch. Maar er staan ook nog feestnummers op het album over billen en wodka chickies.’
‘Omdat het lekker anoniem is. We doen niet aan zelfverheerlijking, we horen niet bij een groep of stroming, we willen vooral vrijuit performen en een mooi feestje bouwen voor iedereen. Ik vind het heerlijk om na een optreden in mijn gewone kleding de zaal in te lopen en niet herkend te worden. Ik ben trouwens wel eens ontmaskerd, door een kereltje van een jaar of tien in de supermarkt. Ik riep keihard door het gangpad naar mijn verloofde: “schat, hebben we nog oude kaas nodig?” Dat jongetje keek me met grote ogen aan en zei: “meneer, ik denk dat ik weet wie u bent.” Hij had mijn stem herkend. Ik keek hem diep in de ogen: “maar daar ga jij niets over zeggen hè?” Dat blijft een geheimpje tussen ons.’