‘Zolang als ik me kan herinneren, lijd ik aan een diep gevoel van angst, dat ik probeer uit te drukken in mijn kunst,’ zei de Noorse expressionist Edvard Munch (1863-1944). De beroemdste uiting van die angst is zijn schilderij De schreeuw uit 1893. In twee nieuwe afleveringen van Het geheim van de meester werkt het team aan een reconstructie van dit werk, dat ook wel ‘de Noorse Mona Lisa’ wordt genoemd.
Het onderzoek richt zich niet alleen op verf en techniek, maar ook op de biografische achtergrond. Zo belanden ze al snel bij Munchs dagboeknotitie uit 1892. ‘Ik liep met twee vrienden langs de weg. De zon ging onder. De lucht kleurde plotseling bloedrood. Ik bleef staan. Leunde uitgeput op het hek. Boven de blauwzwarte fjord en de stad hingen bloed en tongen van vuur. Mijn vrienden liepen door en ik stond nog steeds te trillen van angst. Ik voelde dat er een grote, oneindige schreeuw door de natuur ging.’
Geestelijk lijden is een rode draad in leven en werk van Munch, al sinds zijn moeder stierf aan tuberculose toen hij vijf jaar oud was. Later verloor hij ook zijn zus aan diezelfde ziekte – zij was toen vijftien, Munch veertien, en zijn jongere zus verbleef een groot deel van haar jeugd in een inrichting. Dit alles had grote impact op Munch, die zijn hele leven worstelde met depressie en alcoholisme. Toch schilderde hij niet in sombere tinten, maar juist in flamboyante kleuren. Een Munch kan even oogstrelend zijn als een Matisse, maar met een duistere dimensie. Munch schilderde de diepten van de menselijke psyche, en zeker niet alleen in De schreeuw, maar in vele schitterende doeken als Evening on Karl Johan Street (1892), Summer Night’s Dream – The Voice (1893), Ashes (1894) en By the Death Bed (1896).
In Noorwegen bezoekt het team Munchs zomerhuis, nu een museum. Munch was volgens conservator Solfrid Sakkariassen een heel vooruitstrevend mens en kunstenaar: ‘Dat Munch als man in de jaren 1890 zich uitte door het schilderen van emoties en daar ook over schreef en sprak, was destijds zeer ongebruikelijk voor een man.’ Sowieso was geestelijke gezondheid in Noorwegen destijds een taboeonderwerp. Maar tegelijk doe je Munch tekort, vindt Sakkariassen, als je niet verder kijkt dan de mythe van een gekwelde kunstenaar die angsten schilderde. ‘Munch was zo divers,’ aldus Sakkariassen, ‘hij was zo veel méér. Hij schilderde het leven in al zijn aspecten en door dat te doen schilderde hij het leven van jou en mij, van iedereen.’