Of ze de snelste Nederlandse vrouw aller tijden is, laat zich niet vaststellen, want haar topsnelheid werd nooit gemeten, maar haar nationaal record op de 60 meter sprint staat nog steeds. Ze deelt het inmiddels met Dafne Schippers, die het in 2016 evenaarde – precies dertig jaar nadat Nelli Cooman (Paramaribo, 1964) tijdens het Europees indoorkampioenschap in Madrid die wonderrace liep en met 7.00 seconden niet alleen een Nederlands record liep, maar tevens een wereldrecord dat zes jaar zou blijven staan.
Het is 23 februari 1986, zeven uur ’s avonds als Cooman zich in baan vier van de atletiekbaan van het Palacio de los Deportes opmaakt voor de finale van de 60 meter. Naast haar staat Marlies Göhr, de Oost-Duitse die in die jaren heerst op de sprintnummers.
Het startschot klinkt. ‘Cooman weer ontzettend snel en goed weg,’ schreeuwt commentator Theo Reitsma, ‘O wat een verschil! O wat een verschil! En wat een tijd! Een tijd en een wereldrecord van ongehoorde klasse. 7.00! Jeetje wat een tijd, wat een ontzettende tijd van Nelli Cooman! En wat een verschil! Realiseer jij het jezelf wel, meisje uit Suriname, meisje uit Rotterdam…’
Ze voelde zich niet lekker, had 39 graden koorts, zei ze later over die race – en dat ze die nacht had gedroomd van ‘zeven nul nul’, dat de wekker die ochtend exact op 7.00 uur stond toen ze wakker werd.
Het land sloot haar in de armen, ‘Kanonskogeltje’ zoals een van haar bijnamen luidde, werd sportvrouw van het jaar.
Dat ze zo snel was, had te maken met een buitengewone verhouding tussen snel en langzaam spierweefsel, legde trainer Kraaijenhof eens uit. Bij gewone mensen is die verhouding 50/50, sprinters hebben 60/70 procent snel spierweefsel, bij Cooman was het 80. Veel verder dan 60 meter moest het dus ook niet duren, dan was ze moe. De 100 meter lukte nog wel, maar de 200 was al een marathon.
Ze werd tweemaal wereldkampioen op de 60 meter indoor, zesmaal Europees kampioen en vijftienmaal Nederlands kampioen. Maar het scheelde niet veel of het was anders gelopen. Ze kijkt met gemengde gevoelens terug op haar atletiektijd, vertelde ze later. ‘De trainingen zelf vond ik leuk. Maar voor de rest vond ik het verschrikkelijk.’ Ze voelde zich niet geaccepteerd, niet bij haar atletiekvereniging, waar haar prestaties voor kinnesinne zorgden, en ook niet bij het nationale team. Het was dat trainer Henk Kraaijenhof haar onder zijn hoede nam, zei Cooman, anders was ze ermee gestopt.