Met de banja probeerden slaafgemaakten zich uit de voeten te maken. De Surinaamse plantage-eigenaren keken met een slok op ter vermaak naar de slingerende, haast hypnotiserende bewegingen van de dansers. De banja was een vluchtdans, een manier om te ontsnappen aan het wrede slavernijsysteem. 300.000 mensen uit West-Afrika kwamen terecht in het land waar de meeste slaafgemaakten werden tewerkgesteld: Suriname. Het werk op de suikerplantages, waar in Suriname de nadruk op lag, was het zwaarst. De mensen die daarop werkten werden beschouwd als wegwerpproduct. Men calculeerde: een slaafgemaakte gaat twintig jaar mee, daarna is het tijd voor een nieuwe.
In aanloop naar de door Nederland afgekondigde formele beëindiging van de slavernij op 1 juli 1863 (die onder de noemer ‘formeel toezicht’ nog tien jaar voortduurde), wordt Slavernij en wij uitgezonden, een drieluik met verhalen van slaafgemaakten van achtereenvolgens Suriname, Sint Eustatius en Sint Maarten, en Curaçao, Aruba en Bonaire. De serie maakt inzichtelijk aan welke mensonterende omstandigheden de slaafgemaakten werden blootgesteld, zoals de extreem harde arbeid en de gruwelijke straffen die werden opgelegd voor marronage, pogingen om te vluchten of in opstand te komen. Maar slavernijverleden en verzet gingen hand in hand, en daarom legt de reeks ook nadruk op de ‘kracht van het verleden’, op verhalen die juist de ‘de veerkracht van de zwarte mens’ blootleggen. Presentator Evita Mac-nack neemt de kijker onder andere mee naar plekken in Suriname waar slaafgemaakten die gevlucht waren in het dichtbegroeide binnenland guerrilla-oorlogen voerden tegen de koloniale machthebbers. Ook gaat het naar plantage Rorac, waar de ‘Brooskampers’ de laatste en grootste verzetsstrijd voerden vlak voor de slavernij in Suriname werd afgeschaft.