Er zijn momenten in de sportgeschiedenis waarbij geluid volstaat. Momenten waarop beeld overbodig wordt, en een overslaande commentaarstem genoeg kan zijn om een blijvende indruk achter te laten. Dat was ongeveer hoe het voelde, toen Langs de Lijn-commentator Evert ten Napel sprak over ‘miraculeuze ontwikkelingen op de voetbalvelden’. Miraculeus was het, op 29 april 2007. Miraculeus én tragisch, omdat dit óók de dag zou worden waarover mijn vader nooit meer zou willen spreken.
Als fanatiek supporter van AZ leek het lange tijd zíjn dag. De Alkmaarse voetbalclub koerste onder leiding van trainer Louis van Gaal af op een spectaculaire landstitel. Op de laatste Eredivisie-speeldag hoefde alleen nog maar gewonnen te worden van voetbaldwerg Excelsior uit Rotterdam. Een overwinning leek een formaliteit, waardoor mijn vader het aandurfde om de wedstrijd ergens op een camping te volgen via een klein transistorradiootje.
Twee uur later lag dat transistorradiootje uitgeschakeld in het vochtige campinggras, onschadelijk gemaakt door emoties die alleen sport teweeg kan brengen. Alles was misgegaan. AZ verloor met 3-2 van Excelsior en gaf de koppositie op het allerlaatste moment uit handen. Ajax zou daarom genoeg hebben aan een 0-3 overwinning bij Willem II, maar kwam – ondanks talloze wanhopige pogingen – slechts tweemaal tot scoren. En dus ging de schaal uiteindelijk naar Eindhoven, waar PSV met 5-1 won van Vitesse en daardoor met één (!) doelpunt verschil kampioen van Nederland werd.
Het was dramatisch, het was knotsgek en miraculeus, en het was misschien wel de spectaculairste vaderlandse voetbalontknoping aller tijden. Laat het maar aan Andere tijden sport over om daar met betrokkenen uitgebreid op terug te blikken.