VPRO Gids 17

29 april t/m 5 mei
Pagina 58 - ‘Klassiek misverstand’

Klassiek misverstand

Martin Kaaij ,

Samuel Barber kreeg zijn – op bestelling – aangeleverde partituur zonder uitleg retour van Toscanini. Nee, geen onmin: de dirigent had Adagio gewoon in zijn feilloze geheugen opgeslagen.

In 1938 zond Samuel Barber de partituur van Adagio voor strijkorkest aan Arturo Toscanini in de hoop dat hij het stuk zou willen dirigeren. Barbers Adagio is tegenwoordig een geliefde klassieker muziek. Het prijkt zij aan zij met Boléro en Canto Ostinato in de hitlijsten, en het is gespeeld op de begrafenissen van Roosevelt, Einstein en Prinses Gracia van Monaco. Maar in 1938 wisten ze dat allemaal nog niet. Toscanini zond de partituur zonder commentaar terug.

Nu kon iedere jonge componist verwachten dat Toscanini zijn werk achteloos terzijde zou schuiven, want hij hield niet van nieuwe muziek. Toch was Barber gepikeerd. Hij was bij hem op visite geweest en ze hadden samen gewandeld, gegeten, muziekrelikwieën bewonderd en aria’s gezongen. Bovendien had Toscanini hem zelf om een compositie gevraagd. Dan kun je bij een afwijzing op z'n minst enkele vriendelijke woorden verwachten.

Maar een tijdje later bleek dat Toscanini Adagio wel wilde uitvoeren. Hij had de partituur alleen maar teruggezonden omdat hij haar niet meer nodig had. Alle noten zaten stevig in zijn geheugen geprent. Waarom had Toscanini er niet even iets aardigs bijgeschreven, zo van ‘Mooi stuk Sam, dit ga ik doen’? Misschien wilde hij pronken met zijn geweldige geheugen en vergat hij de gevoeligheden van een componist.

Met Toscanini’s geheugen zat het wel snor. Er zaten complete opera’s van Wagner in die hij graag uit het hoofd dirigeerde. Daarmee vergeleken was Adagio kinderspel, want de partituur telt slechts vijf pagina’s, spaarzaam gevuld met liggende akkoordtonen en langzaam voortschrijdende melodieën. Zo knap was het memoriseren dus niet. Veel knapper was dat Toscanini doorzag een geweldige hit in handen te hebben. Vanavond is het te horen op NPO Klassiek in een eerdere versie voor strijkkwartet uit 1936. Hier heet het ‘Molto adagio’.

Barbers Molto adagio begint met een lange toon die uitmondt in een drietonig motief dat herhaald wordt, twee keer een  trapje hoger klimt en weer eindigt op een lange toon. Het is een merkwaardig liedje dat niet uitnodigt tot meezingen. Dit liedje wordt steeds herhaald – soms hoger, soms lager, soms met een tegenstem of een flinke uithaal in de begeleiding – tot er een climax wordt bereikt waarin alle strijkers met de moed der wanhoop vier hoog liggende akkoorden spelen. Dan is het even stil en murmelt het stuk met dezelfde middelen naar een zacht einde in de diepte. Niks bijzonders zou je zo zeggen, zelfs niet als je bedenkt dat Barber ervoor zorgde dat je nooit het volgende akkoord of de lengte van een lange toon kunt voorspellen. Toch werkt de muziek bij miljoenen mensen onweerstaanbaar op het gemoed. Toscanini was een knapperd, maar dat Barber dit meesterwerk heeft verzonnen is het allerknapste. Verschil moet er wezen.