In de Tweede Wereldoorlog werd in Nederland drie keer gestaakt tegen de Duitse bezetter. De Februaristaking van 1941, uit protest tegen de razzia’s in Amsterdam tegen Joden, is het bekendst, gevolgd door de spoorwegstaking van 1944. Nauwelijks bekend bleef de April-meistaking uit 1943, terwijl toen toch niet minder dan 200.00 Nederlanders, en bij een meer uitgebreide definitie van staken zelfs een half miljoen, het werk neerlegden. Aanleiding was de oproep aan alle soldaten die in het Nederlandse leger hadden gediend zich te melden voor Arbeitseinsatz in Duitsland. Daar zouden ze als krijgsgevangenen worden tewerkgesteld in de oorlogsindustrie. Het ging om 300.000 mannen, wat overal spontaan tot verzet leidde. De staking begon op 29 april bij Machinefabriek Stork in Hengelo. Naast initiator Jan Berend Vlam speelde Stork-telefoniste Femy Efftink een sleutelrol door meteen al haar contacten op te roepen mee te doen. In korte tijd breidde de werkstaking zich uit tot alle provincies, de Randstad uitgezonderd. Daar was men beducht voor harde represailles zoals die van na de Februaristaking – waar de rest van het land geen weet van had gekregen. Naast fabrieksarbeiders en mijnwerkers deden ook veel boeren mee, door hun melk weg te gooien en anderszins obstructie te plegen. De Nederlandse Spoorwegen, die zonder protest Joden vervoerden en zich daarvoor door de bezetter lieten betalen, deden niet mee. Alleen als de Nederlandse regering in Londen erom zou vragen, maar daar men wist niks van een staking. Op een protest van deze omvang had de bezetter niet gerekend. Himmler vreesde voor verzet voor op grote schaal in West-Europa, en SS-politiebaas Rauter besloot tot keiharde willekeurige repressie: standrecht en doodvonnissen. Tijdens en na de tot 3 mei durende staking werden her en der tweehonderd stakers doodgeschoten. 10.000 mannen werden alsnog in Duitsland tewerkgesteld.
Het documentaire tweeluik Staken op leven en dood (idee en presentatie Erik Dijkstra, regie Kees Schaap) vertelt met archiefbeeld, interviews met ooggetuigen en nabestaanden, animatie en re-enactment het verhaal van de staking, die ten koste van tweehonderd vooral bewerkstelligde dat het verzet tegen de bezetter alleen maar sterker zou worden. Een jaar later zou NS, daartoe opgeroepen door de regering in Londen, wel gaan staken. De meeste indruk in deel 1 van de documentaire maakt Foppe de Jong (93), wiens vader en een klasgenootje destijds werden doodgeschoten en die – vlak voordat hij zou overlijden – nog een ontmoeting heeft met kleinkinderen van oorlogsmisdadiger Melchels.