VPRO Gids 15

15 april t/m 21 april
Pagina 82 - ‘Verraderlijke kwinten’

Verraderlijke kwinten

Martin Kaaij ,

Een simpel stuk is soms toch enorm lastig om te spelen, zeker als er kwinten aan te pas komen. Gelukkig houdt Ravel hier rekening mee in zijn Tweede vioolsonate.

Kort na elkaar mopperden een blazer en een strijker dat hun tamelijk eenvoudige partij te moeilijk was. Het ging om twee verschillende bewerkingen van pianomuziek van Mendelssohn en Sibelius. Vrijetijdspianisten lusten wel pap van hun mooie melodieën zonder virtuoze opsmuk. Toch wilden de twee musici de bewerkingen liever niet spelen. Ze konden het wel, maar wilden het niet. De blazer vond het liedje lastig en voor de strijker lag het niet lekker op de g-snaar. Je kunt het verwend gedrag noemen, maar er valt ook iets uit te leren. Kennelijk is niet elke eenvoudige combinatie van tonen op ieder instrument even fijn om te spelen.

Dat zie je al aan een middelgrote sprong van vijf tonen, oftewel een kwint. Een pianist speelt een willekeurige kwint met twee vingers van een hand die ontspannen boven de toetsen hangt. Maar voor strijkers en blazers is niet elke kwint even gemakkelijk. Voor sommige kwinten gebruikt een strijker twee losse snaren, voor de meeste propt hij twee vingers vlak op elkaar. En als de blazer pech heeft moet hij tegelijkertijd vier vingers optillen, er twee laten staan en er een neerzetten. Zulke kwinten maken liedjes lastig, maar niet onspeelbaar en de muzikanten in kwestie maken in hun orkest veel ingewikkeldere capriolen dan in een mopje Sibelius of Mendelssohn. Waar komt het gemopper dan vandaan? Misschien past de moeite niet bij muziek die een pianist uit zijn mouw schudt. Het is zoiets als hooien met een schep. Het kan, gaandeweg raak je er bedreven in, maar een riek is ervoor gemaakt.

Houdt een componist rekening met zulke gevoelens van ongemak in een duet voor viool en piano? In grote lijnen wel en in details niet, is de algemene indruk. Sommige toonaarden zijn geschikter voor beide instrumenten dan andere. Een vioolsonate staat vaker in g dan in ges. Maar je kunt het niet iedereen altijd naar de zin maken. 

In de Tweede vioolsonate van Maurice Ravel (vanavond op npo Klassiek) imiteren de viool en de piano elkaar voortdurend. In het begin van het tweede deel 'Blues' plukt de violist elf maten lang driestemmige akkoorden. Daarna neemt de pianist ze over en je merkt direct dat ze beter bij piano dan viool passen. Dat geldt ook voor de korte voorslagen (pdam pdam pdam) in het begin van het derde deel 'Perpetuum mobile'. Maar de toonherhalingen even verderop zijn weer fijner voor de violist. Als ze versnellen schenkt de pianist ze royaal aan de violist.

Eén bijzondere bouwsteen wordt niet gedeeld. In het eerste deel speelt de pianist lange tijd uitsluitend kwinten. Die kwinten blijven de violist bespaard. Een beetje onhandig heeft zijn charme, zal Ravel gedacht hebben, maar er zijn grenzen.