VPRO Gids 15

15 april t/m 21 april
Pagina 74 - ‘Een bende vrije vogels’

Een bende vrije vogels

Jurgen Tiekstra ,

De Bentvueghels zijn nu te zien in het Centraal Museum in Utrecht. Deze zeventiende-eeuwse jonge schilders hielden van kunst én van wilde feesten.

Ze gaven elkaar bijnamen als Diomedes, Krabbetje, Fret, Satyr of Biervliech: de studentikoze jonge Nederlandse en Vlaamse schilders die in de zeventiende eeuw naar Rome trokken om daar onderdeel te worden van de kunstscene en die zich tooiden met de genootschapsnaam De Bentvueghels; deze naam verwijst naar hun bestaan als een bende vrije vogels. Vierhonderd jaar na hun losbandige schildersjaren in Rome werden hun werken in de twintigste eeuw herontdekt; sindsdien zijn er verschillende tentoonstellingen aan hen gewijd.

De expositie De Bentvueghels, een berucht kunstgenootschap in Rome, tot begin juni in het Centraal Museum van Utrecht, is de recentste. In 1992 was in hetzelfde museum ook een tentoonstelling voor de schildersgroep ingericht, toen onder de naam Straatrumoer. Acht jaar geleden was er bovendien een expositie in het Petit Palais in Parijs over de Bentvueghels, met als ondertitels destijds: La Rome du vice et de la misère. Oftewel: Het Rome van de zonde en de armoede.

Het gaat hier om jonge en veelal jong gestorven schilders, onder wie Willem Doudijn, Jan Asselijn, Pieter van Laer, Bartholomeus Appelman en Cornelis van Poelenburch, die het er in de zeventiende eeuw voor over hadden om de lange reis over de Alpen te maken en zich te vestigen in de stad van de grote barokschilder Caravaggio, wiens invloed tot in de Lage Landen reikte. Rembrandt van Rijn, tijdgenoot van de Bentvueghels, had het niet nodig om naar het zuiden van Europa te trekken om eveneens stevig beïnvloed te worden door niet alleen Caravaggio’s voorliefde voor sterke licht- en schaduweffecten, maar ook diens aandacht voor het alledaagse.

De Bentvueghels kwamen in de twintigste eeuw weer in de schijnwerpers te staan. In 1923 werd in Rome het middeleeuwse Mausoleum van Santa Costanza gerenoveerd. Toen in een nis pleisterwerk werd verwijderd, kwamen de ingekraste namen van vele groepsleden tevoorschijn. Het Mausoleum mocht dan gewijd zijn aan een dochter van de vierde-eeuwse keizer Constantijn, voor de Bentvueghels was dit een heerlijke plek voor feesten. De vele afbeeldingen van de wijngod Bacchus moedigden hun drankgelagen aan.

‘Het was een uur lopen van de oude stad, er werd veel gedronken en gelachen, in het geheim’, schrijft conservator Liesbeth Helmus in het boek bij de nieuwe tentoonstelling in het Centraal Museum. En: ‘Uit politierapporten blijkt dat de leden van de Bent zich ook veelal misdroegen in de Romeinse taveernes.’

Na hun tijd in Rome ging ieder zijns weegs – met heel verschillende uitkomsten. Zo werd Cornelis van Poelenburch in Londen schilder aan het hof van koning Karel I. Roeland van Laer stak in 1635 bij Genua op zijn ezel een houten brug over die het begaf, waarna hij verdronk.