VPRO Gids 13

1 april t/m 7 april
Pagina 90 - ‘(Niet) opkijken naar kunst’

(Niet) opkijken naar kunst

Merel van Ommen ,

Kunstenaars Claes Oldenburg en Coosje van Bruggen vergrootten dagelijkse objecten zozeer uit, dat ze niet meer in een museum pasten.

Alsof een huis-tuin-en-keukenreus een spoor van eigendommen achter zich heeft gelaten: zo zou je het latere en bekendste werk van de van oorsprong Zweedse Claes Oldenburg (1929-2022) kunnen samenvatten. Bij Museum Boijmans Van Beuningen sloeg de reus een knoeperd van een kromme schroef de grond in, in Keulen plantte hij een uit de kluiten gewassen ijshoorntje boven op een winkelcentrum, en aan de John F. Kennedylaan in Eindhoven sloeg hij aan het bowlen met 8,5 meter hoge kegels. Lucas De Man staat in de laatste aflevering van dit seizoen van Man en kunst stil bij de knalblauwe troffel die deze alledaagse goliath bij het Kröller-Müller Museum in Otterlo achterliet.

In 1977 trouwde de in New York woonachtige Oldenburg met de Nederlandse Coosje van Bruggen (1942-2009), kunsthistoricus en beeldend kunstenaar, curator bij het Stedelijk Museum Amsterdam en daarna docent aan de kunstacademie van Enschede. Samen met zijn echtgenote verspreidde Oldenburg meer dan veertig werken over het aardoppervlak: een veiligheidsspeld, zaag, nijptang, klokhuis, badmintonshuttle, pijl en boog, paraplu en meer. Oldenburg tekende en bedacht, Van Bruggen bepaalde de kleuren, begeleidde het maakproces en bepaalde vaak de locatie.

De aluminium reuzenschroef (‘Screwarch’, 1982) was zo ontworpen dat deze precies in de grootste ruimte van Museum Boijmans Van Beuningen zou passen, maar al snel werd besloten dat het werk een permanente plaats in de beeldentuin van het museum moest krijgen. Dat paste sowieso veel beter bij de visie van de kunstenaars: zoals meer popartkunstenaars wilden zij het ontzag voor kunstwerken laten verdwijnen, en deze  terugbrengen naar het leven van alledag. Een gigant van een missie.