Li Hongzhi, de grondlegger van Falun Gong, bracht zijn spirituele leer begin jaren negentig voor het eerst in de openbaarheid in de Chinese miljoenenstad Changchun. De onder meer op het boeddhisme gestoelde beweging breidde zich binnen enkele jaren uit met miljoenen volgelingen in binnen- en buitenland. Hongzhi’s religieuze beweging, overigens niet geheel vrij van controverse vanwege haar anti-homoretoriek en vermeende banden met een extreemrechtse internationale krant, vormde een bedreiging in de ogen van de communistische machthebbers, die de groepering daarom in 1999 verbood en de Chinezen vervolgens bestookte met negatieve berichtgeving erover.
In 2002 besloten enkele Falun Gong-leden om een televisiestation in Changchun (te vertalen als “eeuwige lente”) te overmeesteren. De actie slaagde en de boodschap van Falun Gong (kernwaarden: waarheid, compassie en verdraagzaamheid) kwam via het televisiekanaal in de huiskamers van miljoenen Chinezen terecht. De vergelding van de overheid was gruwelijk. Duizenden mensen werden gevangengezet en gemarteld. Velen van hen, onder wie ook de televisiekapers, werden vermoord. Slechts een, Jin Xuezhe, wist China te ontvluchten.