VPRO Gids 11

18 maart t/m 24 maart
Pagina 42 - ‘Respect voor de Wayana’

Respect voor de Wayana

Tara Lewis ,

Freek de Goeje probeert te ontdekken wat zijn oud-oudoom Claudius Henricus de Goeje voor de Wayana in Suriname heeft betekend.

In het spoor van de oom van zijn grootvader Claudius Henricus reist Freek de Goeje naar de Wayana, een van de inheemse volken in Suriname. Zijn voorouder bestudeerde hen begin vorige eeuw als cartograaf en cultureel antropoloog.

‘Deze film bevat koloniale uitspraken in een historische context.’ Met deze waarschuwing begint De Toemoek Hoemakexpeditie, die zijn naam ontleent aan de oorspronkelijke expeditie van Claudius de Goeje. Dat is tekenend voor de toon van regisseur De Goeje, die zich gedurende zijn reis en film voortdurend bewust is van koloniale gevoeligheden.

De missie van zijn onderneming is dan ook om uit te vinden of Claudius de Goeje een van ‘de goeien’ was. Heeft hij de Wayana geholpen door hen te bezoeken en over hen te schrijven, of was dat het begin van hun einde?

Goed gaat het namelijk niet met de Wayana, die in het zuid-oosten van Suriname wonen, in het grensgebied met Frans-Guyana en Brazilië. Geïsoleerd waren ze altijd al, maar in vroegere tijden konden ze voorzien in hun levensonderhoud door te jagen en vissen. Nu zijn de bossen niet altijd veilig meer, omdat er illegale houtkap plaatsvindt en zorgt goudwinning (en het daarbij gebruikte kwik) ervoor dat de vis uit de rivieren niet langer gegeten kan worden.

De politieke en economische situatie in Suriname is al lange tijd instabiel, waardoor de Wayana, ver weg van hoofdstad Paramaribo (enkel per kano te bereiken) geen steun van de overheid krijgen. ‘We hebben geen eten,’ verzucht een van de Wayana in de documentaire, gekleed in een verwassen geel hemd met op de borst de Surinaamse vlag. ‘In 1959 was het veel beter.’

Ondertussen is veel van hun cultuur verdwenen, zoals de oorspronkelijke religie en klederdracht. Kano’s worden niet langer van hout gemaakt, maar van ijzer. Die ogenschijnlijke vooruitgang is voor een groot deel te danken aan zendelingen. Niet zozeer Nederlandse, ontdekt De Goeje in een interview met kapitein Same, die hem op het hart drukt dat zijn voorouder de Wayana niet verbood om hun lokale cultuur en tradities uit te oefenen. ‘De Goeje had respect voor ons en zei: “Laten we vrienden worden.”’

In 1961 kwamen echter Amerikaanse zendelingen, die een hoge kerk op poten bouwden die over het hele dorp uitkijkt, de lokale bevolking tot het christendom bekeerden en Westerse kleding introduceerden. Tegenwoordig wordt de kerk gerund door twee Nederlandse missionarissen. ‘Jullie zijn precies op tijd, het eten zit net in onze buik’ zeggen deze schoolvoorbeelden van Hollandse gastvrijheid. Daarna vertellen ze dat de Wayana er zélf om vroegen bekeerd te worden en dat de kerk nooit bezig is geweest hun cultuur te verbieden. In een ontroerend interview met een van de oudste Wayana blijkt dat toch heel anders te liggen.

Zo schetst de documentaire een goed beeld van het onrecht dat de Wayana is aangedaan en staat de filmmaker, net als zijn voorouder, aan de Goeje kant van de geschiedenis.