In het spoor van de oom van zijn grootvader Claudius Henricus reist Freek de Goeje naar de Wayana, een van de inheemse volken in Suriname. Zijn voorouder bestudeerde hen begin vorige eeuw als cartograaf en cultureel antropoloog.
‘Deze film bevat koloniale uitspraken in een historische context.’ Met deze waarschuwing begint De Toemoek Hoemakexpeditie, die zijn naam ontleent aan de oorspronkelijke expeditie van Claudius de Goeje. Dat is tekenend voor de toon van regisseur De Goeje, die zich gedurende zijn reis en film voortdurend bewust is van koloniale gevoeligheden.
De missie van zijn onderneming is dan ook om uit te vinden of Claudius de Goeje een van ‘de goeien’ was. Heeft hij de Wayana geholpen door hen te bezoeken en over hen te schrijven, of was dat het begin van hun einde?
Goed gaat het namelijk niet met de Wayana, die in het zuid-oosten van Suriname wonen, in het grensgebied met Frans-Guyana en Brazilië. Geïsoleerd waren ze altijd al, maar in vroegere tijden konden ze voorzien in hun levensonderhoud door te jagen en vissen. Nu zijn de bossen niet altijd veilig meer, omdat er illegale houtkap plaatsvindt en zorgt goudwinning (en het daarbij gebruikte kwik) ervoor dat de vis uit de rivieren niet langer gegeten kan worden.