‘Fuck off’ staat er op zijn T-shirt, maar de 67-jarige Albert maakt een allesbehalve vijandige indruk. Hij ligt op bed in zijn rijtjeswoning in Heerlen, met een handjevol geliefden om zich heen. En een arts, die op het punt staat hem voor het laatst in slaap te brengen. ‘Ik vind het prachtig hoe jullie de moed hebben om erbij te zijn,’ zegt Albert. ‘Vergeef me alle fouten die ik gemaakt heb. Maar denk ook aan de goede dingen die ik gedaan heb.’ Hij maakt nog een grapje, geeft de arts een compliment en valt ten slotte vredig in slaap.
Zeldzaam intiem, deze scène uit de Vlaams-Nederlandse documentaire Dying to Live. En zo zijn er nog meer momenten: slechtnieuwsgesprekken met kankerpatiënten, een euthanasie die wordt uitgevoerd. Nog vrij recent zouden zulke beelden geheid voor ophef hebben gezorgd. Denk maar terug aan de Nederlandse docu’s Dood op verzoek (Ikon, 1994) en Op de drempel van het leven (EO, 2001), die wereldwijd fel werden besproken, tot in het Vaticaan en The New York Times aan toe. Met Dying to Live zal het zo’n vaart vast niet lopen; in het socialemediatijdperk zijn we qua intieme beelden wel wat gewend. En daarbij is de film onmiskenbaar integer gemaakt. Centraal staat de Heerlense huisarts Mirjam Willemsen, die patiënten begeleidt in de laatste fase van hun leven. Zij is het tegen wie de stervende Albert zegt: ‘Je bent een kanjer, dokter.’ Iets wat de kijker alleen maar kan beamen; Willemsen is eerlijk, open, empathisch en gedreven. En ze heeft een unieke positie: ze is zelf ook ongeneeslijk ziek. In 2014, toen ze 39 was, werd longkanker bij haar vastgesteld, en vijf jaar later bleek dat onherstelbaar uitgezaaid. Naar eigen zeggen is ze na de diagnose met nog meer animo gaan werken, omdat ze nu nog dichter bij haar patiënten staat.