VPRO Gids 48

26 november t/m 2 december
Pagina 90 - ‘Orkestsolo’

Orkestsolo

Martin Kaaij ,

In Bartóks fenomenale ‘Concert voor orkest’ zitten de solisten gewoon in het orkest.

Béla Bartok

In 1943 componeerde Béla Bartók het Concert voor orkest. Een vreemde titel, want doorgaans wordt in een concert een solist begeleid door een orkest. Waar is de solist? Die verschuilt zich volgens Bartók overal in het orkest. Hij gaf allerlei muzikanten een solistische rol – soms alleen, dan weer als groep, want een solo gespeeld door alle lage strijkers is ook een solo. Het is dus eigenlijk een Concert voor orkest en orkest.

Bartók benadrukte in deze grootse vijfdelige compositie een eervol en tegelijk gevreesd aspect van het orkestmuzikantenbestaan. Een gewone solist – zo eentje die vóór het orkest staat of zit – hoeft alleen maar zijn noten mooi te spelen en ondertussen contact te houden met de dirigent, die er op zijn beurt voor zorgt dat het orkest bij de solist blijft. Maar een solist uit het orkest moet de visie van de dirigent laten horen. Hij speelt zo luid, snel en vrij als de dirigent het wil. Hij moet stralen en schitteren terwijl hij onderworpen is aan de keuzes van een ander. Een verknipte bezigheid.

Neem de slagwerker die het tweede deel opent met een korte solo. Het liefst zou hij zich op de muziek concentreren, in gedachten een tempo voelen en gaan spelen wanneer hij zelf de tijd rijp acht. Maar nu moet hij naar de dirigent kijken, zijn tempo overnemen en precies op de voorgeslagen eerste tel de eerste tik geven. Dat is zoiets als een splinter uit de vinger van een kleinzerig kind pulken, maar de naald pas door het velletje prikken als moeder het sein geeft. Onbegonnen werk, zult u misschien denken, maar in Bartóks fenomenale Concert voor orkest doen de muzikanten alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Het is vanavond op Radio 4 te horen.