VPRO Gids 46

12 november t/m 18 november
Pagina 58 - ‘Sollicitatiesymfonie’

Sollicitatiesymfonie

Martin Kaaij ,

Zijn ‘Vijfde symfonie’ bezorgde Mendelssohn geen baan, terwijl hij toch knap alle partijen in één keer had genoteerd.

In 1829 probeerde Felix Mendelssohn Bartholdy een nieuwe methode uit om een symfonie op te schrijven. Gangbaar is om eerst alleen het hoognodige te noteren – de baslijn, de belangrijkste liedjes en hier en daar een instrument. Zo wordt snel duidelijk of de muziek goed loopt. Daarna worden de details ingevuld. Het is een beetje als een schilder die eerst een schets maakt voor een groepsportret, of een aannemer die wacht met de deuren en kozijnen tot alle muren staan.

Maar Mendelssohn wilde uitproberen of hij alle partijen van het orkest direct maat voor maat kon invullen zonder de greep op het geheel te verliezen. Hij was amper twintig, al een tijdje geen wonderkind meer en kennelijk toe aan een uitdaging. De proef lukte met het eerste deel van de Vijfde symfonie. Daarna vond hij het welletjes. De andere drie delen zette hij op gebruikelijke wijze op papier.

De symfonie bracht hem geen geluk. De enige uitvoering tijdens zijn leven was in 1833. Toen dirigeerde Mendelssohn haar bij wijze van sollicitatie voor een muziekdirecteursbaan in Berlijn. Het is goede muziek, laat daar geen misverstand over zijn, maar het baantje ging naar een ander.

Vier jaar eerder had een orkest in Parijs na een repetitie de muziek van de lessenaars gehaald. De muzikanten vonden haar te geleerd en te weinig melodieus. Je kunt je er wel iets bij voorstellen. Drie belangrijke motieven zijn geleend uit religieuze muziek – een mis van Josquin, een hymne van Luther, het zogenoemde ‘Dresdner Amen’. En veel breed uitgesponnen melodieën klinken er niet. Veel vaker weeft Mendelssohn een patroon van motieven: de fluiten en hobo’s spelen een kort liedje, de cello’s antwoorden bondig, de fagotten bemoeien zich ermee zonder partij te kiezen.

Het derde deel is een buitenbeentje. Hierin laat Mendelssohn horen best een lange melodie te kunnen schrijven als hij wil. De eerste vier dalende tonen staan in tweekwartsmaat, maar de sprongen zijn dezelfde als in de Wals van Sjostakovitsj waarmee André Rieu zijn eerste successen vierde. Vanavond is op Radio 4 te horen hoe de jonge Mendelssohn het lied vervolgt.