VPRO Gids 46

12 november t/m 18 november
Pagina 58 - ‘Niet zo neutraal’

Niet zo neutraal

Hans van Wetering ,

Ook zonder (ex)koloniën kun je andere landen flink uitbuiten, laat Zwitserland zien.

In Tsjaad ontwikkelde het Zwitserse Glencore zich tot een soort centrale bank

Het is het land van de Matterhorn en het meer van Genève, van exquise uurwerkjes en de Large Hadron Collider. Het land van Herman Hesse, Max Frisch en Friedrich Dürrenmatt. Van aprè-ski en fondue. Van Roger Federer. Van Heidi. Een fijn land kortom, fijn om te wonen, fijn ook om een bedrijfje te vestigen. Zoals het op Wikipedia heet: ‘(…) een aantrekkelijke vestigingsplaats voor buitenlandse ondernemingen, vanwege de hoge levenskwaliteit, het stabiele politieke klimaat en de relatief lage belastingen. Corruptie, diefstal en misdaad komen zeer weinig voor in Zwitserland.’

Maar dat beeld van Alpenvrede vertelt niet het hele verhaal. Zwitserland heeft een januskop. Het is ook het land waar tot voor kort het schuim der aarde anoniem kon bankieren. Het land van schimmige clubjes als Fifa, Uefa en IOC. Het land van grondstoffenhandelaren.

Een belangrijk deel van de wereldwijde handel in olie, gas en graan gaat via Zwitserland. De betekenis van de grondstoffenhandel voor de Zwitserse economie is moeilijk te overschatten. Zeven van de  tien grootste Zwitserse bedrijven handelen in grondstoffen. Trafigura, Vitol en Glencore, alle actief in de olie-, metalen- en mineralenhandel hebben er hun hoofdkantoor.

Het zijn ondernemingen met een grotere omzet dan Microsoft, BP en Mercedes Benz, maar weinigen zullen ervan hebben gehoord. Ze opereren het het liefst onder de radar, en dat is niet zonder reden. Als ze al eens in het nieuws komen, is het in verband met schandalen, met verhalen over omkoping, het omzeilen van exportboycots, de export van giftige brandstof naar Afrika (olie aangelengd met giftige mengstoffen, cynisch ‘African Quality’ genoemd), over lozing van giftige lading (de Probo Koala, de tanker van Trafigura die in 2006 afvalstoffen in de Amsterdamse haven wilde afvoeren en, toen dat niet niet mocht, het spul in Adjiban-Ivoorkust dumpte, met rampzalige gevolgen).

In Fossiele grondstoffen onderzoekt filmmaker Romain Champalaune de werkwijze van de allergrootste van deze ondernemingen: het in een klein plaatsje in het Kanton Zug gevestigde Glencore. Ook Glencore, dat niet alleen in olie en metalen handelt, maar zelf ook in de mijnbouw actief is, kwam in het verleden herhaaldelijk negatief in het nieuws wegens belastingontduiking, corruptie, schending van mensenrechten. Champalaune sprak, onder belofte van anonimiteit, met de handelaren zelf en reisde naar Tsjaad en Colombia, waar de lokale bevolking hem vertelt over de ontwrichtende aanwezigheid van het Zwitserse bedrijf op de nationale economie en de politiek.

De Zwitserse politiek ondertussen is niet overmatig geïnteresseerd. Wegkijken is regel, terwijl er toch wel enige aanleiding is tot reflectie. Een Zwitsers politicus die in de film wordt aangehaald: ‘Hoewel Zwitserland nooit kolonies gehad heeft, is het één van de landen die de Derde Wereld het meest uitgebuit heeft.’