‘Elke reis is een verkorte versie van het leven. […] Je loopt met elkaar op, en laat elkaar gaan.’ Zo begint Peter Delpeut de documentaire Walk the Land, die hij met cameraman Stef Tijdink maakte. Deze openingstekst is niet zomaar gekozen: de film is opgedragen aan een aantal overleden filmvrienden, zoals Kees Hin.
Delpeut en Tijdink reisden te voet en per trein door het Noord-Engelse landschap van het Penninisch Gebergte en de Yorkshire Dales, waar je de moors uit het wereldberoemde boek Woeste hoogten van Emily Brontë vindt. Het zijn ruige, groene, weidse landschappen, oeroud. Historicus Corinne Fowler zegt erover: ‘De moors worden wel als barbaars aangeduid, en in zekere zin als on-Engels. Het tegenovergestelde van het pastorale, idyllische Engeland. Dat komt ook naar boven in de boeken van de zussen Brontë. Die horen bij de onderbuik van de Englishness.’
Fowler geeft al wandelend ook een minicollege over waarom we het Engelse platteland, ten onrechte, associëren met witte mensen en niet met zwarte mensen, terwijl die er al in de Romeinse tijd rondliepen – in tegenstelling tot de Angelsaksen, die pas later kwamen. Ze legt uit hoe deze streek gelinkt is aan de slavenhandel, en komt zelfs met de theorie dat Heathcliff uit Woeste hoogten een zwarte man was. Deze nieuwe visie brengt de filmmakers tot de vraag: van wie is een landschap?