‘Laulupidu.’ Zo heet het door tienduizenden mensen bezochte zangfestival dat elke vijf jaar wordt gehouden in Tallinn, de hoofdstad in de noordelijkste Baltische staat Estland. Het Amerikaanse filmersechtpaar James en Maureen Tusty heeft Ests bloed in de aderen en doceerde daarom in 1999 aan de Universiteit van Estland. In dat jaar ontkiemde hun idee voor de documentaire The Singing Revolution, die in 2006 werd uitgebracht en nu vanwege de actualiteit opnieuw wordt uitgezonden. Want de geestdriftige zangcultuur van Estland is sinds de tweede helft van de negentiende eeuw verbonden aan het Estse nationalisme. In die tijd vond een nationaal ontwaken plaats in het land dat toen al twee eeuwen deel was van het tsaristische Russische Rijk. De roep om zelfstandigheid begon zich te roeren.
Die zelfstandigheid kwam er ook, nadat het Russische Rijk ten onder ging door de bolsjewistische revolutie in 1917. Twintig jaar lang was Estland eigen baas, totdat de kleine staat opnieuw vermalen werd door de molensteen van de geschiedenis; zowel de nazi’s als de sovjets hielden er huis. Tot 1991 bleef Estland in de houdgreep van de Sovjet-Unie. Al die tijd werd de Estse geest levend gehouden door het stiekem zingen van nationalistische liederen tijdens Laulupidu, waaronder een lied als Mu isamaa on minu arm: ‘Mijn vaderland is mijn liefde’.
Afgelopen 30 augustus overleed Gorbatsjov, het laatste hoofd van de Sovjet-Unie. Met hem in een lijdende hoofdrol brak op maandag 19 augustus 1991 ‘het uur U’ voor Estland aan. Tegen Gorbatsjov werd die dag namelijk een coup gepleegd, uitgevoerd door behoudende krachten uit het Sovjet-regime. In de onzekerheid van dat moment kwam het Estse parlement nachtelijk bij elkaar en besloot het per direct van de Sovjet-Unie af te scheiden. Dat besluit werd later niet herroepen. De ‘zangrevolutie’ was geslaagd.