VPRO Gids 28

9 juli t/m 22 juli
Pagina 98 - ‘‘Goedkeuringsoperatie’’

‘Goedkeuringsoperatie’

Jos Palm ,

De tweede parlementaire enquête die OVT onder de loep neemt is die van 1947-1956 naar het handelen van het oorlogskabinet in ballingschap .

Zowel de regering in ballingschap als het Rode Kruis hadden gefaald bij de hulpverlening aan gedeporteerde Joden en politieke gevangen. Zo was op te maken uit het rapport dat de hulpverlening aan de overlevenden onderzocht bij hun terugkeer uit de concentratiekampen. De pijnlijke conclusie vormde de aanzet voor de eerste grote naoorlogse parlementaire enquête: de enquête naar het regeringsbeleid 1940-1945. Want als het Londense oorlogskabinet bij zoiets cruciaals als de opvang van overlevenden tekort was geschoten, had het dat misschien meer steken laten vallen?

Bovendien was de regering in Londen vijf jaar lang verstoken gebleven van de normale parlementaire controle, ze had het allemaal maar op z’n eigen houtje moeten doen. Dus was het de hoogste tijd voor controle achteraf, oordeelden parlement en zittende regering. De enquête zou helderheid moeten brengen over het optreden van het kabinet in Londen, daarnaast moest ze bijdragen aan de geschiedschrijving van de grootste ramp die het vaderland ooit was overkomen.

Het onderzoek duurde negen jaar, van 1947 tot 1956. Er werden 1250 getuigen en deskundigen gehoord en 100.045 vragen gesteld. Het verslag ervan besloeg acht dikke delen en telde in het totaal 14.868 bladzijden. Bijna alles kwam aan de orde: het militaire beleid, de voorbereiding en het herstel van de democratie na de bevrijding, de hulpverlening aan Nederlanders in bezet gebied, de voorbereiding voor de bijzondere berechting van ‘foute’ vaderlanders, Radio Oranje, en de neutraliteitspolitiek.

Wat de enquête moest laten liggen was de rol van Wilhelmina, die ‘het stel’ zoals zij het kabinet noemde, danig in de weg had gelopen met haar eigenmachtig handelen. Zij was vanwege de ministeriële verantwoordelijkheid onschendbaar. Wat de enquête veronachtzaamde – zeker vanuit huidig perspectief – was het vrijwel afwezige protest van zowel regering als staatshoofd tegen de Jodenvervolging.

Na negen jaar onderzoeken en bevragen was het oordeel dat het kabinet in Londen het in het algemeen goed had gedaan. ‘Men had, meende de Commissie, telkens gekozen voor het politiek geringste kwaad,’ zegt Peter Romijn van het Niod. Een conclusie waar het oorlogskabinet nu niet meer mee zou wegkomen, vindt de historicus. ‘Maar je moet het zien als een soort goedkeuringsoperatie achteraf, een poging om de continuïteit te herstellen tussen het vooroorlogse en het geschokte naoorlogse Nederland.’ ‘En je moet niet vergeten, zo voegt historicus Chris van der Heijden toe, ‘ze leefden in Londen in een schaduwwerkelijkheid.’ Beide historici zijn vandaag te gast.