VPRO Gids 26

25 juni t/m 8 juli
Pagina 73 - ‘God in Ghana’

God in Ghana

Jurgen Tiekstra ,

Reportagetweeluik laat zien hoe Ghanezen in Ghana én in Nederland hun geloof vormgeven.

Markt in Accra

De geboren Liberiaan Bright O. Richards ontvluchtte in 1991 het oorlogsgeweld in zijn land en kwam terecht in Nederland. Dertig jaar later is hij namens de EO de presentator van het reportagetweeluik Hoe God verscheen in Ghana, dat vorig jaar zomer al werd uitgezonden en nu herhaald wordt.

Liberia en Ghana liggen een behoorlijk eind uit elkaar: een kleine duizend kilometer. Maar de landen hebben wel degelijk iets gemeen. Ze worden van elkaar gescheiden door de Franse oud-kolonie Ivoorkust, waar de taal het Frans is en de meerderheid van de bevolking zich moslim noemt. Het kleine Liberia en het veel bevolkingsrijkere Ghana zijn daarentegen Engelstalig, en goeddeels christelijk.

Het is dus niet raar dat Bright O. Richards, die zich in Nederland ontwikkelde tot theatermaker, de leidsman is in dit tweeluik waarin gekeken wordt hoe de Ghanezen hun geloofsleven vormgeven. Zowel voor veel Liberianen als Ghanezen is het christelijk geloof van groot belang, maar heeft die religie een bijsmaak. Het christendom herinnert namelijk aan de trans-Atlantische slavenhandel, in Ghana begonnen door de Portugezen en voortgezet door de Nederlanders. Die laatsten brachten, met hulp van missionarissen, het ‘geloof van de lage landen’ mee.

Kijk bijvoorbeeld in het museale Fort El Mina, niet ver buiten hoofdstad Accra, dat als bolwerk in de zeventiende-eeuw door prins Maurits werd veroverd en gebruikt werd om slaafgemaakten in op te sluiten. Ook de Engelsen en Denen hadden dit soort forten overigens, even verderop aan de Ghanese kust. Schrijnend is dat een van de muren van Fort El Mina is voorzien van een op sierlijk hout geschilderde Bijbelse zin uit Psalm 132.

Richards ontmoet allerlei Ghanese christelijke leidsmannen en -vrouwen, maar ook kunstenaar Kwame Akoto-Bamfo. Het christendom, zegt deze, maakte de Ghanezen ‘mentaal’ tot slaaf. Zelf herstelt hij de traditie van de voorouderverering met zijn indringende sculpturen, waaronder talloze uit de grond stekende hoofden.

In deel twee van het tweeluik ontmoet Bright O. Richards mensen uit de grote Ghanese gemeenschap die vanaf de jaren zeventig in Nederland is ontstaan, inmiddels bestaand uit ruim 20.000 mensen.