In de film Riphagen van regisseur Pieter Kuipers speelt Jeroen van Koningsbrugge de beruchte Jodenjager Dries Riphagen. ‘Meer dan de helft van de Amsterdammers had een bloedhekel aan Joden.’

Elf jaar geleden vroeg regisseur Pieter Kuipers aan Jeroen van Koningsbrugge of die mee wilde doen aan een film. ‘Ik weet niet meer goed welke film dat was,’ zegt Van Koningsbrugge nu, ‘…en ook niet meer waarom ik niet wilde, maar wel dat ik toen bij Pieter een boek in de kast zag staan. Een wit boek waarop in grote letters Riphagen stond. Ik vond die naam heel krachtig en vroeg wat voor boek dat was. Pieter zei dat het een biografie was over de beruchte Jodenjager Dries Riphagen en dat hij al een paar jaar bezig was daar een script van te maken. Wat maar niet wilde lukken. Ik vroeg of ik het boek mocht lezen en was er meteen van overtuigd dat er inderdaad een film of serie in zat. Ik maakte destijds Draadstaal voor de VPRO en ben op hun afdeling drama afgestapt en heb het verhaal gepitcht. Daar zag men er wel wat in en kregen we twee jaar de tijd om met een goed script te komen. Helaas verstofte het project daarna, tot we het een paar jaar geleden weer oppakten en de problemen met het script oplosten.’

Wat was het grootste probleem?
‘Riphagen is een antiheld. De film volgt geen verzetsheld, maar een foute man. Bovendien laten we zien dat lang niet iedereen in het verzet zat, zoals na de oorlog altijd beweerd werd. Sterker nog, er was toen een enorme Jodenhaat in Nederland. En niet alleen bij de nazi’s en NSB’ers. Meer dan de helft van de Amsterdammers had een bloedhekel aan Joden. Daar schaamden ze zich ook helemaal niet voor. Dat kwam pas na de oorlog. Ik chargeer nu een beetje, maar na de oorlog werd al die haat weggeduwd en had men iets van: mijn God, dat wij dat hebben laten gebeuren.’

‘Een slechterik spelen was niet makkelijk. Ik moest heel diep gaan. Want ik begreep hem niet, en dat heb je als acteur wel nodig.’

Jeroen van Koningsbrugge

Was dit een verhaal dat niet eerder verteld kon worden?
‘Misschien kon dat best, maar niemand heeft het gedaan. Er waren altijd wel redenen om het niet te doen. Voor zover ik weet is dit de eerste Nederlandse film over een slechterik.’

Hoe speel je een slechterik?
‘Dat was niet makkelijk. Ik moest heel diep gaan. Want ik begreep hem niet, en dat heb je als acteur wel nodig. Zodat je kunt loslaten dat je acteert en reageert vanuit de figuur die je speelt.’

Wat begreep u niet?
‘Waarom Riphagen, toen het erop aan kwam, koos voor zijn leven en niet voor de liefde. Terwijl we weten dat hij veel van zijn vrouw en kind hield. Ik zou dat nooit kunnen, en dat heeft me wel wat slapeloze nachten bezorgd. Het is me uiteindelijk gelukt door hem min of meer schizofreen te maken. Je had Riphagen met zijn gezin en Riphagen alleen.’

Ik las dat u voor de rol ook nog bokslessen hebt genomen.
‘Riphagen was een sterke vent, die prijzen had gewonnen als amateurbokser. Daarom gingen we er aanvankelijk vanuit dat hij wel heel gespierd moet zijn geweest. Totdat we foto’s van boksers uit die tijd zagen. Dat waren allemaal vrachtwagenchauffeurs met een buikje! Maar ze sloegen je wel helemaal gek.’

Actrice Noomi Rapace, die Lisbeth Salander speelt in de Millennium-films vertelde ooit dat ze zich zo vereenzelvigde met haar personage dat ze haar begon te beschermen tegen wat zij zag als fouten in het scenario. Heeft u Riphagen ook moeten beschermen?
‘Misschien niet beschermen, maar ik had hem na een maand spelen wel beter door dan wie ook. En dan ga je op bepaalde scènes reageren met: “Ik denk niet dat Riphagen nu boos zou worden.” Er hing namelijk altijd een raar soort spanning om die man. Iedereen was bang voor hem. Die spanning moet je niet zelf spelen, dat moeten de mensen om je heen doen. Hoe meer Riphagen zich opwindt, hoe meer gezag hij verliest. Hij hoeft zijn stem namelijk niet te verheffen om een punt te maken. Als hij zegt: “We gaan,” dan ga je. En als een van zijn mannen daar dan toch iets tegenin brengt, hoeft hij hem alleen maar aan te kijken en dan is het: “Ja, Dries, we gaan.”’

Hoe hou je zo iemand sympathiek?
‘Mensen kennen mij als iemand die komische dingen doet. Daardoor geloven ze nooit dat ik de slechterik kan zijn. Zelfs als ze gelezen hebben dat Riphagen fout was, dan nog denken ze: welnee, hij toch niet. Zoiets neem je mee. Dat is een mazzeltje. Daarna verliest de kijker misschien wel de sympathie voor Riphagen, want hij doet echt verschrikkelijke dingen, maar dat gaat dan over in spanning over hoe het met hem zal aflopen, en misschien ook iets van bewondering voor hoe hij zich overal steeds weer uit lult.’

Wat heeft u meegenomen van de film?
‘Het besef dat het allemaal echt gebeurd is. Het hakenkruis en Hitlers portret zijn iconische beelden, maar die had ik in mijn leven al zo vaak gezien dat ze me bijna niet meer raakten. Voor de opnamen gingen we naar een groot slot in Wassenaar, dat in de oorlog ook echt gebruikt werd als uitvalsbasis voor de sd. Daar voel je de energie van de plek en komen die beelden ineens heel anders binnen. Het was alsof ik terug ging in de tijd en tussen de mensen zat die het echt hebben meegemaakt. Ik kreeg er koude rillingen van. Ik weet dat het een cliché is om te zeggen, maar toch: we moeten nooit vergeten wat er toen gebeurd is.’

Meer over Riphagen