Het Nederlands Filmfestival wijdt een programma aan hoe mensen met verschillende achtergronden binnen en buiten de Nederlandse filmcultuur in beeld worden gebracht. Is het nou eens afgelopen met al die culturele clichés?

Is er iets mis met een naar een vuilniszakkenmerk vernoemd Afrikaans bij-figuur in een door witte hoofdpersonages bevolkte Nederlandse speelfilm? Deze knappe ‘Komo’ uit Burkino Faso, waar Claire in Gooische vrouwen 2 verliefd op is, gaat traditioneel gekleed, eet couscous met z’n handen, spuugt een bruid in het gezicht ‘voor een lang en gelukkig leven’ en verbrandt bloemen op een begrafenis ‘tegen het boze oog.’ ‘Hoe weet je dat ’t hem niet om je geld gaat?’ vraagt vriendin Cheryl. De door de witte scenarist in de mond van het zwarte personage gelegde conclusie: ‘Het werkt niet. Dat weten we allebei’. De boodschap voor de ruim twee miljoen bezoekers: liefde kan culturele verschillen niet overbruggen. Een klassiek staaltje etnocentrisme en negatieve stereotypering dat mensen met een kleurtje als kansloze gevalletjes parkeert. Vaak luidt dan het tegenargument: dit is een komedie; ook witte personages worden te kakken gezet. Klopt. Alleen niet om hun culturele achtergrond.

Is het gek dat filmpersonages die aan de geijkte stereotyperingen weten te ontsnappen nog steeds uitzonderlijk zijn in een filmcultuur waar amper gekleurde filmrecensenten, filmfondsadviseurs of filmmakers te bekennen zijn?

Waarom valt de grap in Gooische vrouwen 2 over het in het kruis te klein bemeten Nederlandse maatpak voor Komo eigenlijk anders dan dezelfde stereotype grap over het ‘vijfde ledemaat’ van een zwart personage in Bon bini Holland? Omdat de op Curaçao geboren Jandino Asporaat daarin de culturele stereotyperingen consequenter en nietsontziender toepast op zowel de eigen als andere groepen. Door iedereen in clichés over elkaar te laten praten laat hij zien hoe absurd dat is. Een stap vooruit vergeleken met Gooische vrouwen 2, maar ook Asporaat ontstijgt de overbekende en allesoverheersende stereotyperingen niet.

Wie iemands culturele achtergrond als maatstaf neemt voor de benadering van een personage blijft daarin hangen – ook als de film het cliché uiteindelijk tegenspreekt. Denk aan de Italiaanse schoonheid in De Boskampi’s, de exotische minnaar in De ontsnapping, de Oost-Europese gangsters in Homies, de zielige immigranten in The Paradise Suite, de Marokkaanse criminelen in Wolf en Prins en de radicaliserende moslima in het binnenkort verschijnende Layla M. Dat zouden we nu wel eens véél genuanceerder en creatiever willen zien.

Zoals bijvoorbeeld in Kankerlijers, over tieners op een kankerafdeling van een ziekenhuis. De hoofdpersonages (en dus niet alleen een paar excuus-bijrolletjes) hebben als vanzelfsprekend gemixte achtergronden zonder dat daar bijzondere aandacht aan hoeft te worden besteed. Al eindigt de witte jongen zelfs daar toch wel weer met het witte meisje en vochten de gekleurde jongens om het gekleurde meisje. Toeval of niet?