Filmjournalist Gerhard Busch is op de 40ste editie van het Cairo International Film Festival, het oudste Arabische filmfestival.

Dag 1

Vlak voor ik naar Caïro vertrok zei een collega tegen mij, dat hij het altijd prima vond wanneer zijn vrouw weer eens naar het buitenland moest voor haar werk. Behalve die keer dat ze naar Caïro ging. Toen maakte hij zich toch echt zorgen.

Begrijpelijk, want in 2011 en 2013 sloeg in Caïro de vlam in de pan en werd na massale protesten op het Tahrirplein eerst Moebarak en twee jaar later moslimbroeder Morsi afgezet.

Dat is alweer even geleden, maar nog steeds is het reisadvies van BuZa voor Caïro geel (oftewel: Let op, veiligheidsrisico's). Voor Sinaï (een paar honderd kilometer naar rechts) is het trouwens rood (Niet reizen!).

Grappig genoeg was het juist dat veiligheidsrisico waarom ik ja zei, toen ik door het festival uitgenodigd werd voor de veertigste editie van het CIFF, het Cairo International Film Festival. Want hoe ziet een festival in het Midden-Oosten eruit? Wat draait er? Is het druk? In hoeverre bepaalt de staatsteun de agenda? En natuurlijk, hoe zit het met de veiligheidsrisico's?

Ik ga het de komende dagen allemaal zelf zien en horen. Onder andere van de nieuwe directeur van het festival, Mohammed Hefzy, met wie ik komende woensdag ga praten. Tot die tijd staan onder meer films van en interviews met de Filippijn Brillante Mendoza en de Brit Ralph Fiennes op het programma. Want net als ik zijn ook zij gewoon naar Caïro gekomen. Veiligheidsrisico of niet.

Dag 2

Ik had het gisteren over een heimelijk verlangen naar veiligheidsrisico’s, maar dat moet ik vandaag alweer terugnemen. Dat dat verlangen verwende koketterie is, werd me namelijk snel duidelijk na een uitvoerig en indringend gesprek met de Nederlands-Afghaanse filmmaker Aboozar Amini.

We kwamen zondag aan met het zelfde vliegtuig, zaten in dezelfde festivaltaxi naar het hotel en kwamen elkaar maandag weer tegen bij de screening van Alpha, the Right to Kill van de Filippijn Brillante Mendoza. Daar konden we elkaar niet missen, want er was maar een man of tien in de zaal. Wat op een bevolking van 20 miljoen niet echt veel is, maar daar ga ik het woensdag met directeur Mohamed Hefzy vast nog over hebben.

Terug naar Aboozar Amini, die onlangs op Idfa de First Appearance Award kreeg voor Kabul, City in the Wind. Een documentaire waarvoor hij drie jaar lang in Kabul filmde.

Aboozar, die nu 32 is, woonde de eerste vijftien jaar van zijn leven in Afghanistan. Vijftien jaar waarin hij alleen maar oorlog kende. In 2001 vluchtte hij samen met zijn jongere broer naar Nederland, zo ver mogelijk bij die oorlog vandaan. Maar zeventien jaar later is de oorlog er nog steeds. Bij gegil of onverwachte, harde geluiden. Op mijn vraag of hij aan PTSS lijdt keek hij me bijna meewarig aan en zei: 99% van de Afghanen lijdt aan PTSS.

Dus van mijn kant geen stoere verhalen meer over verlangen naar risico’s en gevaar. Ik weet gelukkig niet waar ik het over heb.

Dag 3

Dinsdag was het hier Fiennesdag. Maandagavond ging zijn nieuwe film The White Crow al in première, maar dinsdag was de dag van acteur/regisseur Ralph Fiennes. Die de hele dag het middelpunt van belangstelling was.

Dat begon ruim drie kwartier te laat. De persconferentie van The White Crow - over de Russische diva-balletdanser Roedolf Noerejev - zou om 11.00 uur beginnen, maar Fiennes stond vast in het verkeer. Wat een tamelijk lam excuus is hier in Caïro, want je staat altijd vast in het verkeer. Dat weet iedereen, zodat de verzamelde pers eigenlijk al dacht dat Fiennes helemaal geen zin had om te komen en zich ervan af maakte met een Egyptische variant op het De brug stond open-excuus.

Totdat-ie toch kwam. Een film die om 12.00 uur stond gepland werd een half uur opgeschoven en de persconferentie kon eindelijk beginnen. Fiennes deed wel zijn best, maar had te maken met een matige gespreksleider (een oude Egyptenaar die zichzelf iets te graag hoorde praten), en baalde wellicht nog van wat een behoorlijk opgefokte autorit geweest moet zijn. Hij was in ieder geval maar half aanwezig. Dat was dinsdagochtend.

Dinsdagmiddag stond er een Masterclass met hem gepland. Nu was hij wel op tijd en had hij ook een goede gespreksleider. En Fiennes was een ander mens. Was energiek en nadrukkelijk aanwezig, en vertelde aanzienlijk langer dan het uur dat voor de conversatie gepland stond. Of er weer een film opgeschoven moest worden weet ik niet, maar de volle zaal (met overwegend Egyptenaren) stroomde na afloop tevreden leeg.

En al het goede komt in drieën, want Fiennes liet zich dinsdagavond ook nog zien op de galapremière van A Private War (een indringend drama over oorlog-verslaggeefster Marie Colvin, die bijzonder goed gespeeld wordt door Rosamund Pike). Een gebaar naar  de makers van die film, maar ook - en vooral, denk ik - een cadeau aan het festival.

Want dinsdag was het in Caïro Fiennesdag, en daar was Ralph zich - ondanks de valse start - terdege van bewust.

Dag 4

Festivaldirecteur Mohamed Hefzy reageert verbaasd wanneer ik hem vertel over de waarschuwing die ik op de site van Buitenlandse Zaken had gelezen over reizen naar Caïro. Tuurlijk, in 2011 en 2013 met de protesten op het Tahrirplein was het daar niet veilig, maar volgens Hefzy wijzen alle polls uit dat Caïro een van de veiligste megasteden van het moment is.

Wat achteraf een nogal boude claim blijkt te zijn, aangezien de stad vorig jaar nog werd uitgeroepen tot gevaarlijkste stad voor vrouwen in de wereld. Dat weet ik, omdat ik zojuist de woorden ‘poll’, ‘mega cities,’ en ‘safety’ heb gegoogeld. Helaas had ik die kennis niet paraat tijdens het interview dat ik vandaag met Hefzy had.

Ik had hem daar overigens gemakkelijk mee kunnen confronteren, want de 43-jarige Hefzy (de jongste directeur van het festival ooit) schrikt niet terug voor lastige vragen.

Zo komen in het gesprek onder meer de vergane glorie van het festival voorbij (‘mismanagement en de gevolgen van politieke en sociale onrust’) als ook het terugroepen van de Carrièreprijs voor Claude Lelouch, omdat 150 mensen dreigden het festival te boycotten (‘Ze zeiden dat Lelouch een zionist was. En helaas waren deze mensen luid genoeg, zodat ik niet om ze heen kon’).

Op mijn vraag of het feit dat het festival in Caïro gehouden wordt nou een plus- of een minpunt is, kwam dat hele verhaal over Caïro als een van de veiligste megasteden. Ergens denk ik nog steeds dat Hefzy oprecht meende dat hij daar de waarheid sprak, maar zelfs als hij mij met een glashard gezicht stond voor te liegen, is dat nog geen slechte eigenschap voor een festivaldirecteur in Egypte. Want Hefzy leeft in politiek onzekere tijden (acht ministers van cultuur in zeven jaar tijd) en moet continu koorddansen met autoriteiten.

Ondertussen heb ik op dit festival wel films gezien over artistieke en seksuele vrijheid (The White Crow), leven in een politiestaat (Alpha, the Right to Kill) en oorlog in het Midden-Oosten (A Private War). Politiek gevoelige en beladen onderwerpen, die Hefzy toch maar mooi heeft weten te selecteren voor zijn festival.

Zelf zegt hij dat het zijn missie is het om van het Cairo International Film Festival weer het belangrijkste festival van de MENA (het Midden-Oosten en Noord-Afrika) te maken. Het zou me niets verbazen als hij daar - al dan niet met een paar leugentjes om bestwil - nog in gaat slagen ook.

Dag 5

Piramides. Het enige wat ik zeker wist toen ik de uitnodiging om naar Caïro te komen accepteerde, was dat ik naar de piramides zou gaan. Ik had ze nog nooit gezien, dus dit was een goede gelegenheid. Verder wist ik weinig zeker. Want wat voor festival zou dit worden? CIFF is volgens de Film Producers Association (FIAPF) een van slechts 15 festivals met een A-status, dus net zo ‘belangrijk’ als Cannes en Venetië. 

Not.

Nu in ieder geval niet en ook nooit geweest. Maar wel een festival met naam dus. Een goede naam die ze de afgelopen tien jaar vakkundig verspeeld hebben. Door censuur, vriendjespolitiek en alle mogelijke vormen van mismanagement. 
Maar dit jaar was er een nieuwe directeur. En het was interessant om te zien hoe hij het festival op de kaart zou zetten.

Ik hoorde zojuist op de uitreiking van de Gouden Piramides (hoe zouden ze anders moeten heten?), dat er vorig jaar vijf buitenlandse journalisten op het festival afkwamen. Dit jaar - met dank aan landgenote Brigitta Portier die de internationale pers regelde - waren dat er 45. 

Nog niet heel veel, zeker niet in vergelijking met de 4000 (!) die jaarlijks naar Cannes komen, maar een begin is er. Nu de films nog. 

Ik heb een handvol mooie films gezien, maar zolang er bij die films geen makers of sterren komen die je kan interviewen, zal het festival niet kunnen groeien. Dat weet ook de nieuwe directeur Mohamed Hefzy, die bekende dat drie aanwezige filmmakers op zestien voor het hoofdprogramma geselecteerde films, veel te weinig is.

Wat me aangenaam verraste is de lef van het festival in het selecteren van de films. Veel films met in de islamistische wereld omstreden thema’s waren de afgelopen tien dagen in Caïro ongecensureerd te zien. Ook een verscheidenheid in onderwerpen en meningen is een must als je internationaal weer op de kaart wil komen te staan.

En dan hun grootste verkoopargument, die piramides. Ik heb ze natuurlijk gezien. Reed in een afgetrapte taxi door veel armoe en vuilnis naar Gizeh, waar deze indrukwekkende gevaartes staan. ‘Three big, six small’. Absoluut de moeite waard, maar voor mij - vanwege de niet aflatende pogingen je elke dollar uit je zak te zwendelen - een inderdaad ‘once in a lifetime experience.’ Eens maar nooit weer.

Geldt dat ook voor het festival? Nee, want misschien slaagt directeur Hefzy erin het roer om te gooien. Hij vroeg aan de Egyptische regering een mandaat voor drie of vier jaar, maar de minister van cultuur wilde dat niet geven. Die wil elk jaar opnieuw kunnen beslissen. 

En dat belooft weinig goeds voor Hefzy, want de afgelopen zeven jaar had Egypte acht verschillende ministers van cultuur. Die hij allemaal, keer op keer tevreden zal moeten stellen.

Klik hier om te lezen welke film er met de Gouden Piramide vandoor ging

Meer over het festival