Hij is goeddeels vergeten, maar in de jaren dertig had Nederland z’n eigen Louis B. Mayer, in de persoon van Loet C. Barnstijn (1880-1953).

Deze uit Enschede afkomstige textielhandelaar, geboren als Lodewijk Cohen, raakte als twintiger in de ban van de cinema, verkocht zijn fabriek en opende bioscopen in diverse Nederlandse steden. Barnstijn – of LCB, zoals hij zichzelf noemde – dacht meteen groot: om in zijn zalen de nieuwste Hollywoodfilms te kunnen draaien, reisde hij geregeld naar Amerika en tekende exclusieve deals met de grootste studio’s. Al snel was hij de belangrijkste filmdistributeur van Nederland. Bovendien had hij oog voor innovatie: geïnspireerd door experimenten die hij zag bij Warner Brothers, bedacht hij de zogenaamde Loetafoon, een systeem om films van geluid te voorzien met grammofoonplaten. Het apparaat werd in 1929 op de markt gebracht door Philips en meteen massaal aan bioscopen verkocht – al was het binnen enkele jaren alweer achterhaald.

Na de doorbraak van de geluidsfilm droomde LCB van een volwaardige Nederlandse filmindustrie die de concurrentie aankon met Hollywood. Met een fortuin dat hij overhield als coproducent van de komedie De Jantjes (1934) liet hij op landgoed Oosterbeek bij Wassenaar een enorm studiocomplex bouwen. Van deze ‘Filmstad’, geopend in aanwezigheid van Louis Lumière en diverse ministers, kon hij echter maar een paar jaar genieten. Op 10 mei 1940 vertrok hij op zakenreis naar Amerika, waar hij bij aankomst vernam dat de nazi’s Nederland waren binnengevallen. Als Jood besloot Barnstijn de oorlog in New York uit te zitten. Intussen werden er in zijn Filmstad Duitse propagandafilms opgenomen, soldaten ingekwartierd en V2-raketten opgeslagen. In 1944 werd het complex daarom gebombardeerd door de Britten. Na de bevrijding wist Barnstijn zijn studio niet meer op te bouwen, en met zijn filmcarrière kwam het ook niet meer goed. Hij keerde terug naar New York, waar hij in 1953 overleed.

Merijntje Gijzens jeugd uit 1936 was een van de weinige films die LCB in zijn Filmstad produceerde. De verfilming van de populaire romancyclus van A.M. de Jong werd destijds lovend ontvangen. ‘Een enorme stap voorwaarts in de Hollandse filmindustrie,’ oordeelde dagblad Het Volk. Naar moderne maatstaven doen de acteerprestaties en dialogen wat lachwekkend aan, maar de historische waarde van het melodrama is uiteraard geweldig. De lieflijke Brabantse landschappen werden gewoon opgenomen in de Wassenaarse achtertuin van de Filmstad. Cinema is illusie, begreep Loet C. Barnstijn.

Bekijk hieronder Merijntje Gijzens jeugd in zijn geheel, online gezet door Eye Filmmuseum.

Meer over Loet C. Barnstijn/ Merijntje Gijzens jeugd