Filmmaker Daan Bakker wil in debuutfilm Quality Time ‘de verwachtingen van de kijker slopen.’ Omdat hij daarin niet alleen staat, nog vijf andere voorbeelden uit de recente filmgeschiedenis.

Het speelfilmdebuut van regisseur Daan Bakker (Harderwijk, 1979) – Quality Time – is opgedeeld in vijf hoofdstukken, die elk beginnen met de naam van een jongeman. Een jongeman, zo zien we vervolgens, die moeite heeft contact te maken met de boze buitenwereld. Die vijf filmpjes verschillen onderling zeer in stijl (in de eerste, ‘Koen’, zien we alleen witte balletjes die met elkaar praten), maar zijn allemaal even prettig absurdistisch en droogkomisch.

Quality Time draait vanaf deze week in de Nederlandse bioscopen en werd begin dit jaar geselecteerd voor een Tiger Award op het internationale filmfestival van Rotterdam. Naar aanleiding daarvan sprak VPRO Cinema met regisseur Bakker, die toen zei: ‘Ik heb dat met die sprekende balletjes opzettelijk aan het begin van de film gezet. Dan zijn de verwachtingen die je van de film hebt gelijk gesloopt en sta je hopelijk open voor wat er verder nog gaat komen.’

Hieronder vijf andere werkjes uit de recente filmgeschiedenis die er op heel verschillende manieren in slaagden de verwachtingen van de kijker te slopen.

Blue (1993, Derek Jarman)

De Britse regisseur Derek Jarman vertelt in deze film over het feit dat hij binnenkort zal sterven aan de gevolgen van aids (Jarman overleed op 19 februari 1994, drie maanden nadat de film uitkwam). Jarman vertelt en vertelt, maar we zien hem nooit. We zien alleen een blauw scherm, 79 minuten lang. Altijd maar blauw. En toch, volgens de beroemde cameraman Christopher Doyle: ‘Een van de intiemste films die ik ooit gezien heb.’

The Tribe (2014, Myroslav Slaboshpytskiy)

In festivalhit The Tribe wordt geen woord gesproken. Althans, niet hoorbaar. We zien alleen gebarentaal. Voornamelijk tussen een groep jonge, doofstomme criminelen. Gebarentaal die nooit ondertiteld wordt (regisseur Slaboshpytskyi liet contractueel vastleggen dat nergens waar de film uitgebracht werd ondertiteling gebruikt mocht worden). Dit keiharde misdaaddrama wordt er overigens alleen maar spannender van.

Dogville (2003, Lars von Trier)

Laat het maar aan enfant terrible en Dogma-oprichter Von Trier over om de filmtaal opnieuw uit te vinden. In Dogville laat hij het verhaal zich afspelen op een lege studiovloer met krijtstrepen, die aangeven waar we zijn (Elm Street, Steep Hill Street, het huis van Tom Edison). Meer krijgen de topacteurs niet om het verhaal over een weggelopen gangsterliefje dat onderdak zoekt vorm te geven. Even wennen, maar daarna onvergetelijk.

Gerry (2002, Gus van Sant)

Regisseur Gus van Sant is een man met twee gezichten. Aan de ene kant maakt hij hapklare Hollywoodfilms, aan de andere kant experimenteert hij er – zeker wat de vertelvorm betreft – lustig op los. Zoals in Gerry, over twee jongens die beiden Gerry heten (gespeeld door Casey Affleck en Matt Damon) en verdwalen in de woestijn. We lopen bijna twee uur met ze mee in de woestijn. En uiteindelijk weten we zo goed als niets van ze. Hypnotiserend.

Palindromes (2004, Todd Solondz)

Portret van de dertienjarige Aviva, die niet goed in haar vel zit. Letterlijk, want Solondz laat de van huis weggelopen bakvis spelen door acht acteurs, onder wie twee volwassenen, een jongen en een meisje van een jaar of zes. En dan heet ze ook nog niet altijd Aviva, soms heet ze Bob of Otto, inderdaad: palindromen, net als Aviva. Verwarrend, provocatief, en absoluut de irritatie waard.

Meer over Quality Time