Animatieregisseur Mark Osborne (Kung Fu Panda) waagde zich aan het beroemde jeugdboek De kleine prins van Antoine de Saint-Exupéry. ‘Verfilmen is onmogelijk.’

'Dit is het exemplaar dat ik van mijn vrouw heb gekregen. Dat is alweer 25 jaar geleden, toen we nog maar net een relatie hadden en ik uit New York wegging om in Californië animatie te gaan studeren.’ Regisseur Mark Osborne (1970) laat met enige trots het beduimelde boek zien waar hij op doelt. Het is een uitgave van The Little Prince, een Engelse vertaling van het beroemdste jeugdboek ooit geschreven: Le petit prince van de Franse schrijver/piloot Antoine de Saint- Exupéry uit 1943. Een boek dat naast de poëtische inhoud misschien nog wel bekender is geworden dankzij de kinderlijk-eigenzinnige illustraties die De Saint-Exupéry er zelf bij had gemaakt.

Het is 23 mei 2015 en we zijn op het festival van Cannes, waar Osborne (regisseur van onder andere de animatiefilm Kung Fu Panda) zijn versie van The Little Prince mag presenteren. Osborne zal het boekje wel laten zien aan iedere journalist die die dag langskomt, maar hij doet het nog steeds met het enthousiasme en de overtuiging van een man die trots is op de herinnering – en op de film die hij gemaakt heeft . Als opdracht had zijn vrouw geschreven: What is essential is invisible to the eye. Die zin is een verwijzing naar het boek, waarin de vos uitlegt aan de jonge prins dat dingen die echt belangrijk zijn in het leven – liefde, geluk – onzichtbaar zijn.

Osborne: ‘Ze stuurde me haar boek op uit New York toen ik al in Californië zat. Ik heb gelijk een nieuw exemplaar voor haar gekocht en dat naar New York gestuurd, want ik wilde niet dat zij het boek lang zou moeten missen. De kleine prins heeft ons voor altijd aan elkaar gebonden. Dat is ook de kracht van het boek, dat het de emoties die op een bepaald moment in je leven belangrijk zijn naar boven haalt en versterkt. Ik wist dus hoe krachtig dat boek was toen ze me vroegen of ik het wilde verfilmen. Vandaar dat ik niet anders kon antwoorden dan: nee, verfilmen is onmogelijk.’



Omdat u die kracht nooit zou kunnen evenaren? ‘Inderdaad. En ieders relatie met het boek is anders. Maar dat bleek ook gelijk de oplossing. We konden een film maken over iemands relatie met het boek. Over wat het met je doet om dat boek te lezen. Dan verfilmen we niet letterlijk het boek, maar iemands ervaring met De kleine prins.’

En vertellen vervolgens zo het verhaal van De kleine prins… ‘
Precies. Onze film is niet de ultieme interpretatie van het boek. Het is het boek in haar leven en door haar ogen [in de film krijgt een jonge meisje, genaamd Little Girl, het boek stukje bij beetje te lezen via een oude piloot die naast haar woont]. Zo voorkom je dat iedereen die de film ziet denkt: hoho, zo herinner ik het me niet.’

Slim, want als je Shakespeare verfilmt zijn er ook altijd weer academici die je gaan uitleggen wat je je hebt gemist of wat je verkeerd hebt gedaan.
Onze Kleine prins is dan ook meer bedoeld als ode dan als adaptatie.’

 Iets anders: het was alsof ik een echt lichaam zag in de kleren van de moeder van Little Girl. Is dat animatie anno 2015?
‘Je zag wat?’

Een lichaam. Het was net alsof er een echt iemand in die kleren zat. Ik bedoel eigenlijk: ik vond de moeder van Little Girl wel sexy.
(lacht) ‘ Grappig dat je dat zegt. Dat is natuurlijk de opdracht van iedere animator. Dat je gaat geloven dat hun poppetjes leven. Maar het is ook de kracht van de acteurs die de stemmen doen. De actrice die de stem van de moeder doet is Rachel McAdams, en ik moet jou weer bekennen dat ik altijd een beetje verliefd op haar ben geweest. Het is ook dankzij haar dat het personage zo gaat leven. Daarom zeg ik altijd tegen mijn acteurs: denk niet dat je een stripfiguur speelt, maar speel alsof jouw personage echt bestaat.’
Werkt u daarom met filmacteurs en niet met stemacteurs? ‘Klopt. Jeff Bridges is een geweldige acteur, en dat wilde ik ook voor de rol van de piloot. Op basis van zijn stem gingen mijn animatoren te werk. Beiden zijn dus verantwoordelijk voor de geloofwaardigheid van zijn personage. Ik zou zeggen dat de verhouding zo’n beetje fifty-fifty is .’

Uw film legt de nadruk op het belang van het behouden van kinderlijke onschuld. Moet je ook altijd een beetje kind gebleven zijn om in de animatie terecht te komen?
‘Ik denk het wel. Veel animatoren staan inderdaad nog dicht bij die kinderlijke opwinding. Overal in de studio’s staat speelgoed. En dat moet ook wel, want animatie is een lang en zwaar proces, dat je bijna niet volhoudt zonder dat kinderlijke enthousiasme. En bovendien: kunst in zijn meest pure vorm heeft altijd iets kinderlijks.