De spectaculaire beelden in de ruimtethriller Gravity komen grotendeels uit de computer. Staat de film daarmee nog in de traditie van ruimteklassiekers als Le voyage dans la lune en 2001?

Op papier zou het om een minimalistische lowbudgetfilm kunnen gaan: er zijn maar twee personages, de plot is in één zin na te vertellen, de plaats van handeling is beperkt en de dialogen passen op een paar A4’tjes. Dat Gravity van Alfonso Cuarón geen bescheiden kunstfilmpje is, maar een peperdure spektakelproductie, heeft alles te maken met de setting: de ruimte.

Regisseur James Cameron, die de film als een van de eersten te zien kreeg, liet de pers weten ‘compleet overrompeld’ te zijn. ‘Als je het mij vraagt is dit de beste ruimtefilm die ooit is gemaakt.’ Van de maker van Avatar – de duurste en succesvolste ruimtefilm ooit – is dat nogal een aanbeveling.

Heeft Cameron gelijk, is Gravity beter dan ruimteklassiekers als 2001: A Space Oddyssey, Solaris, Star Wars en Alien? Tja, inhoudelijk is het appels met peren vergelijken, maar visueel kun je er moeilijk omheen: het heelal zag er nooit eerder zo majestueus, beklemmend en geloofwaardig uit. Juist omdat er nu eens geen interplanetaire oorlogen of andere fantastische SF-toestanden centraal staan, maar gewoon een stel astronauten (gespeeld door Sandra Bullock en George Clooney) die werk verrichten aan een ruimtestation. Wanneer het toestel door rondzwevend puin wordt getroffen, raken de astronauten op drift in de ruimte.
 

Laat het maar aan Alfonso Cuarón over zo’n gegeven indringend in beeld te brengen. De Mexicaanse regisseur maakte eerder heel uiteenlopende films (Y tu mama tambien, Harry Potter and the Prisoner of Azkaban, Children of Men), maar heeft een uitgesproken visuele stijl: de camera van zijn vaste filmer Emmanuel Lubezki volgt de personages in lange, wervelende shots, cirkelt om hen heen, zoomt in en uit, legt en passant de omgeving vast.

In Gravity is die stijl tot in het extreme doorgevoerd: alleen het duizelingwekkende openingsshot duurt al bijna een kwartier. Toen Cuarón zijn plannen voor Gravity destijds bekendmaakte, reageerden technisch vooruitstrevende collega’s met de nodige reserves. Een realistische ruimtefilm vol minutenlange 3d-shots van gewichtloze personages? Regisseur David Fincher ( The Curious Case of Benjamin Button) voorspelde dat het nog minstens vijf jaar zou duren voor de benodigde techniek voor zoiets was ontwikkeld. ‘Maar wij waren koppig en zetten gewoon door,’ vertelt Cuarón in filmblad Variety. ‘David kreeg echter gelijk: uiteindelijk hebben we er vierenhalf jaar over gedaan.’

Computerspel
Om de film zo echt mogelijk te laten ogen, wilden de makers aanvankelijk vooral ouderwetse effecten gebruiken: draden, spiegels, dat werk. Maar daarvoor bleken hun plannen veel te ambitieus. De motion capture- techniek van films als Avatar en Lord of the Rings vonden ze weer te artificieel , dus bedachten ze uiteindelijk een nieuwe methode waarbij de gezichten van de acteurs in een omgeving worden geplakt die volledig bestaat uit CGI (computer generated images). Technisch beschouwd verschillen grote delen van Gravity weinig van een animatiefilm of computerspel.

Een toenemend aantal vaklui en cinefielen heeft moeite met dit soort ontwikkelingen. In The New York Times werd er onlangs nog fel over gediscussieerd. Vooraanstaand criticus Armond White stelde dat digitale effecten alle menselijkheid uit de cinema zuigen. Moesten voor een epos als Ben Hur nog duizenden figuranten worden opgetrommeld, tegenwoordig ontstaan miljoenenmassa’s met behulp van een paar muisklikken. Met kunst heeft het allemaal niets meer te maken, aldus White.

En toen cameraman Claudio Miranda vorig jaar een Oscar won voor zijn werk aan de verstilde blockbuster Life of Pi, repte zijn vermaarde collega Christopher Doyle (In the Mood for Love) van ‘een fucking belediging voor de cinematografie’. Want: ‘Die beelden zijn zo gemanipuleerd dat je helemaal niet meer van cinematografie kunt spreken.’
 

Still uit Life of Pi

Zelfs effectenpionier Steven Spielberg klonk vorig jaar in een interview nogal somber: ‘Het moderne publiek is inmiddels zo gewend aan CGI-effecten dat ze de cinema niet meer vertrouwen. Je kunt een prachtig landschap filmen en dan zeggen ze: “Dat is allemaal nep.” (…) Als ik Jaws nu had gemaakt, zou ik geheid CGI hebben gebruikt, maar het publiek zou dat meteen door hebben gehad. Ik denk dat Jaws zo effectief was omdat alles authentiek is.’

Trukendozen
Hebben de critici een punt? Halen computereffecten de ziel uit de cinema; wordt ouderwets vakmanschap ondergewaardeerd? Gravity is in dit geval een interessante casus. Als er één genre is waarvoor cineasten van oudsher trukendozen hebben opengetrokken, is het de ruimtefilm. Al in de eerste SF-film, Le voyage dans la lune uit 1902, gebruikte Georges Méliès miniaturen, bewegende decors en perspectiefgrapjes om een reis naar de maan te verbeelden.

De zwevende pen in 2001, de striptease van Jane Fonda in Barbarella? Trucage met een glasplaat. De gewichtloze acteurs in Apollo 13 werden gefilmd tijdens een vrije val in een stuntvliegtuig van de Nasa (bekend als ‘the vomit comet’), en de maanwandelende astronauten in de bejubelde HBO-reeks From the Earth to the Moon zaten vast aan met helium gevulde weerballonnen. Erg inventief allemaal, en de resultaten mogen er zijn, maar zijn zulke films nu per se ‘echter’ of kunstzinniger dan een film als Gravity?

Toegegeven, in veel moderne blockbusters zijn de computereffecten halfbakken en de verhalen infantiel. Maar als Gravity iets bewijst, is het dat techniek in ieder geval geen belemmering meer hoeft te zijn voor geloofwaardigheid of kunstzinnigheid. En ook: dat je er met een blik handige CGI-programmeurs nog niet bent.

Sandra Bullock in Gravity

Alle belichting, elke camerabeweging in de film is uitgedacht door Cuarón en Lubezki zelf. En ook de acteurs moesten een krachttoer leveren: Bullock zat tien uur per dag opgesloten in een speciaal ontworpen ‘lichtkist’ waarin haar gezichtsuitdrukkingen werden vastgelegd, en voor de scènes waarin ze – nu wel geheel in beeld – gracieus door het ruimtestation zweeft, moest ze een minutieus gechoreografeerde dans aanleren met een partij robotarmen.

Al met al klinkt het niet minder inspannend of inventief dan het werk van eerdere filmillusionisten als Georges Méliès en Stanley Kubrick. En zielloos valt Gravity niet te noemen – althans niet volgens bewonderaar van het eerste uur James Cameron. Wat hem het meeste aansprak? Niet zozeer de techniek, verrassend genoeg, maar: ‘the human dimension .’ 

Meer over Gravity