Nagespeelde scènes in documentaires: ook op deze editie van IDFA zie je ze weer regelmatig. Met wisselend resultaat.

Gesneuveld, Robert Oeys aangrijpende documentaire over de impact van de 25 gesneuvelde Nederlandse militairen in Afghanistan, opent als volgt: een jong blond meisje speelt op het strand en raakt in gesprek met een strandjutter. Die vraagt waar haar ouders zijn. Het meisje zegt dat haar moeder vlakbij is. En haar vader dan? Omgekomen. Vier jaar geleden in Afghanistan. Bermbom. Oey zal ongetwijfeld gedacht hebben dat hij het onderwerp van zijn film zo mooi terloops introduceert. Maar de scène schuurt. Het voelt gespeeld. Te toevallig.


Gesneuveld

Dat eerste blijkt niet te kloppen. Het laatste wel. Oey filmde het meisje al eerder op het strand en ontdekte dat ze makkelijk contact legde met andere wandelaars. En hij ontmoette daar een strandjutter. Die vroeg hij te komen op een dag dat ook het meisje er was. Vervolgens rekende hij erop dat een en een twee zou worden. Wat inderdaad gebeurde.

Oey hielp de werkelijkheid een handje, maar daarmee hielp hij zijn documentaire niet . De scène op het strand is de minste in een verder aangrijpend-sterke film vol emotionele verhalen.

Waar Oey nog net binnen de grenzen van de documentaire-ethiek bleef, schoot filmmaker Hany Abu-Assad daar in 2003 overheen. Hij liet in Ford Transit een professionele acteur de rol van Palestijnse taxichauffeur spelen, zonder zijn publiek daarvan in te lichten. Hele scènes werden vooraf uitgeschreven. Een enkele creatieve filmmaker viel Abu- Assad nog bij, maar door de overgrote meerderheid van de documentairewereld werd zijn actie veroordeeld . Opdrachtgever VPRO zond de film vervolgens nooit uit, en Abu-Assads volgende film was Paradise Now. Een speelfilm.

De werkelijkheid is weerbarstig, wat de keuze van documentairemakers om scènes na te laten spelen begrijpelijk maakt. Een documentairemaker heeft naast woorden immers ook beelden nodig om een verhaal te vertellen, en soms zijn die beelden niet voorhanden. Dan kan je het toeval een handje helpen (Oey) of je creëert je eigen beelden (Abu-Assad). Nummer een is een beetje vals spelen, nummer twee is not done.

Gewaagde keuze
Toch wordt er nog steeds veel in documentaires nagespeeld. Maar om andere redenen en met andere motieven. De documentaire Stranded, winnaar van de VPRO IDFA Award for Best Feature-Length Documentary in 2007, vertelt het verhaal van een beroemde vliegtuigramp in de Andes in 1972 . De overlevenden van die ramp vertellen ruim dertig jaar later hoe ze het maandenlang in de bergen hebben volgehouden. Onder meer door de lichamen van hun omgekomen medepassagiers op te eten. De getuigenissen zijn indrukwekkend, en ook beeldend, en toch vond documentairemaker Gonzalo Arijon het nodig om hun woorden te omlijsten met nagespeelde scènes.

Een gewaagde keuze, want vaak verraden die scènes waarom de documentairemaker in kwestie geen filmregisseur is geworden. De dialogen zijn slecht, het acteren is houterig, en het geheel is ongeloofwaardig.

Stranded

Dat het in Stranded toch werkt, is omdat Arijon zich duidelijk bewust is van wat er allemaal mis kan gaan. Hij laat de acteurs niets spelen. Geef ze geen teksten en ze hoeven ook geen emoties uit te beelden. Bovendien brengt hij ze onscherp in beeld. Als de vage herinnering van degene die op dat moment aan het vertellen is . De beelden beschrijven uitsluitend de condities van toen. Uiteengereten vliegtuig. Ingesneeuwd. Honger. En zo ondersteunen ze het gesproken woord, zonder op de voorgrond te treden.

Als de geïnterviewden zwijgen, nemen de beelden het over. Want dat is waarom zo veel makers besluiten om toch scènes na te laten spelen. Alleen pratende hoofden is geen film. Dat is een nieuwsitem.

Praten met andermans stem
Ook dit jaar draaien er op IDFA weer veel films waarin herinneringen en ervaringen worden gedramatiseerd. Met wisselend succes.

In No Place on Earth wordt teruggegaan naar de Tweede Wereldoorlog, toen een groep joden zich langer dan een jaar diep in een grot in de Oekraïne verschanste. Herinneringen worden in korte scènetjes nagespeeld. Compleet met dramatische muziek, schreeuwende nazi’s en geschrokken gezichten. Met als resultaat dat je dergelijke scènes legt naast al die beelden die je kent uit beroemde WO II-films als Schindler’s List of The Pianist. Geen wonder dat ze daartegen bleek afsteken.

Hetzelfde probleem heeft We Were Children, over indiaanse kinderen in Canada die tot 1996 (!) voor hun ‘eigen bestwil’ werden ondergebracht in christelijke internaten. De schokkende ervaringen waar twee inmiddels volwassen indianen over vertellen zijn aangrijpend genoeg, maar het matige tv-drama dat hun verhalen moet versterken maakt ze juist platter en trivialer.

Naspelen kan ook anders. In 30 Years of Darkness worden dramatische momenten uit het leven van de Spanjaard Manuel Cortés, die zich 30 jaar lang in zijn eigen huis verstopte voor de fascisten van generaal Franco, verteld als een animatiefilm. En in Lost Fighters of Vietnam wordt het wrede lot van kinderen die door Frankrijk als slaven in hun toenmalige kolonie Indochina werden geronseld, verbeeld aan de hand van een klassiek Vietnamees poppenspel. Het gevaar van slecht tv-drama is daarmee vermeden, maar in beide films is de vervreemding zo groot, dat de makers ook hier hun doel voorbijschoten.

Naspelen is en blijft een risico, en slechts een enkele keer voegt het daadwerkelijk iets toe. Zoals in The Imposter. Regisseur Bart Layton wilde het ongelooflijke verhaal vertellen van de Amerikaanse Nicholas Barclay, die op 13-jarige leeftijd verdwijnt en drie jaar later in Europa wordt teruggevonden.

De moeder en zus sluiten de verloren zoon in de armen, ook al lijkt hij veel ouder , heeft hij nu bruine in plaats van blauwe ogen en spreekt hij ineens met een opvallend accent. Zelfs de FBI accepteert deze ‘bedrieger’ als de echte Nicholas en staat later enorm te kijk als blijkt dat de nieuwe Nicholas een Fransman is , Frédéric Bourdin heet, en zeker zes jaar ouder is dan Nicholas.


The Imposter

Omdat Layton wilde laten zien hoe het kon dat Frédéric de kluit belazerde, moest hij gebeurtenissen als het weerzien tussen hem en zijn zus laten naspelen. Dat deed hij op ingenieuze wijze. Terwijl we Frédéric horen vertellen, zien we het voor onze ogen gebeuren. De acteur zegt geen woord, behalve als dat precies samenvalt met Frédérics herinneringen. Zo ‘ praat’ de acteur met Frédérics stem, waardoor de kijker geen moment uit het verhaal gehaald wordt. En alleen zo voegt een gedramatiseerde scène iets toe. Hij versterkt het verhaal, haalt je er niet uit.