Pas 21 is ie, en hij heeft al twee bejubelde films gemaakt. Toch wordt Xavier Dolan geplaagd door onzekerheid. ‘Wat weet ik nou. Ik ben jong en dom.’ Of is het valse bescheidenheid?

Cannes 2010. Interview op een fat boy. Op de pier voor hotel Majestic, in de brandende zon. De 21-jarige Canadese regisseur Xavier Dolan draagt een chique zwart overhemd. Noodzakelijk onderdeel van zijn imago als cinefiele wonderboy. Aan het eind van het interview gutst het zweet van zijn voorhoofd.

Dolan is 21 jaar en nam in 2009 drie prijzen uit Cannes mee voor zijn debuutfilm J’ai tué ma mère, een venijnige, bijna hysterische vertelling over een getroebleerde relatie tussen een homoseksuele tiener (Dolan) en zijn moeder.

Een jaar na dat overrompelende debuut is hij terug in Cannes, met Les amours imaginaires. Een zedenkomedie over Marie en Francis (Dolan, weer), die beiden verliefd worden op Nicolas, een blonde adonis met zwoele oogopslag. Deze keer pompte Dolan zijn film zo vol energie, kleur en stijl dat Les amours imaginaires aanzienlijk lichter van toon is – en daarmee ook een stuk aangenamer – dan zijn vileine voorganger.

Zoals zoveel jonge mensen is Dolan agressief- defensief, onzeker, ontwapenend en arrogant tegelijk En tijdens het gesprek zal hij moeiteloos van het een in het ander overgaan.
Hij acteert al vanaf zijn vierde.
Dolan: ‘Ik was hyperactief en wilde graag spelen. Mijn vader is acteur en acteren ligt dan voor de hand. De keuze op mijn vierde was natuurlijk niet bewust, maar ik heb het vanaf het begin heerlijk gevonden, en realiseerde al snel dat dit een ideale wereld is voor mij, waar ik voor altijd zou willen blijven.’

En toch besloot je te gaan regisseren…
‘Ik had geen keus. Ik had het verhaal voor J’ai tué ma mère geschreven en ik wilde de hoofdrol spelen. Want die opstandige tienerjongen was ik zelf, min of meer. Niemand anders mocht die rol spelen. Ik was bang dat als een andere regisseur die film zou maken hij ook een andere acteur zou kiezen. Als kindacteur kreeg ik vaak te horen dat ik te groot, of juist te klein was, te zus of te zo. Ik wist dat ik nooit eerste keus zou zijn. De enige manier om eerste keus te zijn was als ik zelf mocht kiezen, en dus besloot ik de film zelf te gaan regisseren.’

Wat heb je van die film geleerd?
‘ Vooral wat niet te doen.’

Zoals?
‘De lijst is te lang …’

Meer humor?
‘Er zit juist veel humor in. Nee sorry , dat stond niet op de lijst.’

Ook Les amours imaginaires zit vol humor. Waarom is humor zo belangrijk voor jou?
‘Humor is deel van mijn leven. Ik kan niet zonder. Ik zie veel films zonder enige humor. Dat snap ik niet. Het mooie van film is de dichotomie tussen elementen als humor en drama . Alleen maar een van de twee is voor mij niet genoeg. Maar goed, dat vind ik, en wat weet ik nou. Ik ben jong en dom.’

Hoe vond je de acteur voor Nicolas, het object van begeerte?
‘Hij wordt gespeeld door Niels Schneider, en dat is een vriend van mij. Ik schreef de film met hem in gedachten. Het idee voor de film ontstond toen ik met hem en Monia Chokri [die Marie speelt, GB] op een roadtrip was. We wilden graag samen iets gaan maken en daarom schreef ik het script speciaal voor ons. Niels moest Nicolas wel gaan spelen, want ik kon dat niet doen.’

Waarom niet? Ben je niet ambivalent genoeg?
‘Nee, het is meer een kwestie van schoonheid. Van schoonheid en mysterie. Ik ben niet mooi en niet mysterieus. Kansloos, dus. Plus , Niels heeft iets van Tadzio in Death in Venice. Man of vrouw, welke kant je ook op gaat, iedereen moet zien hoe mooi hij is. Zelfs de grootste hetero kan dat niet ontkennen.’



Ook Anne Dorval, die in je eerste film je moeder speelt, doet weer mee.

‘Ze is mijn beste vriendin…’

Waarom werk je graag met vrienden? Heeft dat iets met veiligheid, geborgenheid te maken?
‘Volgens mij is het maken van films te vergelijken met seks. Tuurlijk, het kan ook met vreemden, maar dat is heel anders dan met mensen die je kent. Dan weet je dat het goed zal gaan, omdat ze weten wat jij wilt. En het zijn nieuwe gezichten. Casting directors komen nooit verder dan hun eigen lijstje met namen. En daardoor lijken alle films op elkaar. Steeds de zelfde gezichten. Het is goed om ook eens wat nieuwe gezichten te zien.’

Maar als ze er nou eens een rommeltje van maken. Je bent niet alleen hun vriend, ook hun regisseur?
‘Dan zou ik heel ongelukkig zijn, want we hebben geen geld om iets opnieuw te doen. Maar ik wist dat ze het zouden kunnen. Ik kende ze uit mijn leven en heb gezien waar ze allemaal toe in staat zijn.’

In de muzikale intermezzo’s steek je Wong Kar Wai naar de kroon…
‘Pardon?’

Waren die muzikale stukjes in ultra slow motion geen ode aan Wong Kar Wai?
‘Dat kan, als jij dat wil. Jammer genoeg is slow motion iets wat ik leuk vind. Nog voordat ik films van Wong Kar Wai zag. En fijne muziek vond ik ook mooi, voordat ik films van Wong Kar Wai zag. Een briljante mix van verschillende stijlen – als muziek en slow motion – is nier per se een geniaal idee dat exclusiviteit verdient. Ik bedoel: natuurlijk is dat al eens eerder gedaan, maar daarmee is het nog geen kopie.’

Je stoort je aan het idee dat mensen je met Wong Kar Wai vergelijken?
‘Niet aan de vergelijking met Kar Wai, maar aan het feit dat mensen denken dat ik, omdat ik pas 21 ben, geen eigen ideeën kan hebben.’

Heb je veel last van het feit dat je nog zo jong bent?
‘Zeker. Mensen zien het als een handig excuus, en ik krijg irritante vergelijkingen als daarnet. Ik probeer vrije cinema te maken, instinctief, en dan krijg ik deze shit. Ik zit echt niet de hele tijd te denken , aan wie kan ik nu weer een hommage brengen.’

Of andersom. Iemand heeft het al gedaan, dus nu kan ik het niet meer doen.
‘ Precies. Maar mensen in slow motion over straat laten lopen bij een song van Dalida. Kom op! Het is niet zo dat ik mezelf ontdekte toen ik mijn eerste film van Wong Kar Wai zag. Toen ik zijn films ontdekte was ik blij, omdat het samenviel met iets wat ik zelf ook heel mooi vind. Maar ik vond het al mooi voordat ik hem ontdekte. Ook de kleurfilters – rood, blauw en groen – vind ik mooi. Dat heb ik niet gepikt. Ik heb helemaal nog niet zoveel films gezien. Ik ben 21. Ik ben pas echt gaan kijken toen ik 19 was. Dat is twee seconden geleden ! Ik heb nog heel veel niet gezien. Bijna niets van Almodovar, bijvoorbeeld. Ik wil zijn films gaan zien, maar ik heb er nog geen tijd voor gehad.’

Jij zocht zelf de muziek uit voor Les amours imaginaires?
‘Ja, samen met mijn vriendin Mona. Voor mij gaat ‘Bang Bang’ [het centrale nummer van de film, gezongen in een Italiaanse versie door Dalida, GB] niet over geweld. Ik hou van het feit dat het uit een andere tijd is. Net als de cellomuziek, die je bij de seksscènes hoort. Voor mij geeft die muziek aan hoe tijdloos de film is. De cellosuites zijn van Bach, en sindsdien is er maar weinig verbeterd op het gebied van de liefde. We maken nog steeds de zelfde fouten. Dat wilde ik met de muziek onderstrepen.’

Je koos de muziek, schreef het script, regisseerde, speelt de hoofdrol… Controlfreak?
‘Ja.’

En als je je zin niet krijgt?
‘Ik ben moeilijk, zeker. Als ik dat niet was, hadden we hier nu hoogstwaarschijnlijk niet gezeten. Het is voor mij heel belangrijk om de controle over mijn kunst te houden. Als ik schrijf heb ik heel precies voor ogen wat ik wil. En ik kan vijf weken proberen uit te leggen aan de kostuumontwerper welke jurk ik in de film wil, maar ik kan hem natuurlijk ook zelf kopen. Dat is veel sneller!’

Ik zie dat je afgekloven vingernagels hebt. Ik vond dat een mooi element in de film, maar zie nu dat je ze ook in het echte leven hebt…

‘Wanneer zie je ze in de film?’

Regelmatig. Niet dat je er de nadruk op legt, maar ik zag ze wel. Vind je dat jammer?
‘Nee. Het maakt me kwetsbaar. Maar het moest wel subtiel blijven.’

Te zien in Rotterdam:
do 27-1 16:30 Pathé 1 
vr 28-1 21:45 Schouwburg Grote Zaal
za 29-1 14:15 LantarenVenster 5 
vr 4-2 22:15 LantarenVenster 5


Les amours imaginaires is ook te zien tijdens de VPRO Filmnacht op donderdag 27 januari. Voor meer info: iffr. vpro.nl/vprofilmnacht.html