De aanwezigheid van Isabelle Huppert doet een film opbloeien. Het Franse-filmicoon sprankelt in het lichtvoetige Copacabana.

Oostende, hors saison. Schier oneindig spectrum van grijstinten. De goeddeels verlaten esplanade, eenzame pier, lege tafels in restaurants. Het bedrieglijk knipogen der Noordzeeschuimkoppen. Wanneer het beeld op het bioscoopscherm verschijnt, ben je geneigd om dieper in de fauteuil weg te duiken, de kraag van je jas op te zetten, de handen om een mok warme thee te klemmen. Maar wacht even , twee dingen kloppen niet. De filmtitel Copacabana en de Braziliaanse muziek die allerzonnigst uit de speakers heupwiegt. Hm, hoe zit dat?

Simpel: deze film draagt in alles de signatuur van scenarist-regisseur Marc Fitoussi. Al in zijn sympathieke regiedebuut La vie d’artiste (2007) slingerde een aanstekelijke speelsheid door de tragikomische verhaallijnen. Daarin ambiëren drie onderling zeer verschillende individuen, ondanks hun snurkbaantje of twaalf-ambachten-dertien-ongelukken- carrière, een leven als actrice, romanauteur, zangeres. Gewone mensen, mooie dromen.

In Copacabana voert Fitoussi juist een personage op wier grootse ambitie is dat ze nooit ambities koestert. In het Oostends najaarsgrijs staat een vrouw van middelbare leeftijd in enigszins luidruchtige kleding en felrode lippenstift te blauwbekken voor de uitgang van het veer Oostende- Ramsgate. Babou, gespeeld door Isabelle Huppert, wacht op plukjes Britse toeristen, ideale prooi voor een bezichtiging van timeshare-appartementen met balkon aan zeezijde.



Hoe deze flamboyante dame daar vanuit het ingeslapen Tourcoing is terechtgekomen, is dan al uit de doeken gedaan. Dochter Esméralda, vertolkt door Hupperts eigen dochter Lolita Chammah, heeft na lang wikken en wegen haar moeder verzocht om niet op haar trouwerij te verschijnen. Aan die beslissing is een jeugd voorafgegaan die Esméralda’s keuze begrijpelijk, doch niet minder pijnlijk maakt. Maman is gekwetst, maar vastbesloten om te laten zien dat ze toch verantwoordelijk kan zijn.

Lichaamstaal
Weer een nieuwe stad, een ander baantje. Het wordt, zoals waarschijnlijk alle episodes in Babous leven als ongeleid projectiel, een trapezeact zonder vangnet. Ze is zo iemand van wie je je afvraagt of ze haar leven niet wat minder egocentrisch, wat ambitieuzer had kunnen kunnen vormgeven. Tegelijkertijd dwingt ze bewondering af vanwege haar permanent nonconformistische solozeiltocht door de wereld: gewoon doen waar je zin in hebt, om Harry Mulisch zaliger te citeren. Dat conflict is het kruidenbuiltje in dit aandoenlijke moeder-dochterverhaal.

Waar Fitoussi echter voor La vie d’artiste een ensemble evenwichtig uitgewerkte personages paraat had, verzuimt hij hier helaas om de krachtige protagoniste Babou het nodige tegenwicht te bieden. Dochter Esméralda, welbeschouwd weinig meer dan een royale nevenfiguur, ontbeert reliëf. De natuurlijke relatie Huppert -Chammah compenseert dat slechts een beetje. Met zijn straffe tempo verrast deze tragikomedie dan weer: door de kloeke montage winnen de elkaar welhaast op de hielen zittende scènes nog aan puntigheid. De noodzakelijke bespiegelingsogenblikken zitten hem dan ook niet in het nog even laten ‘ uitklinken’ van een scène, maar in de gelaatsuitdrukkingen, typische dictie en lichaamstaal van Huppert.

Slechts luttele seconden heeft de nu 57- jarige Franse actrice nodig om gedachten en gevoelens van haar personage te transporteren. Aangezien het carpe diem-leven dat hippie Babou altijd heeft geleid de basisellips in het verhaal vormt, benut Huppert volop de speelruimte tot interpretatie daarvan. Aanknopend bij de eigengereide-vrouwenrollen waarmee ze sinds Violette Nozière (1978, Claude Chabrol) zo uitstekend uit de voeten kan, spatten de vonken er weer vanaf.

In de karakterdiepte van de ‘ Isabelle Huppert-rol’ verdwijnt ieder peillood. Nooit maakt ze een knieval voor de kijker die, in de bioscoopzeepbel van het tijdelijk welbevinden, graag zijn sympathie aan een personage wil schenken. Wispelturig, onbetrouwbaar, egoïstisch , schimmig, zelfdestructief, ongrijpbaar, opportunistisch – allemaal kwalificaties die in meer of mindere mate passen bij de complexe Huppert- personages van rijpere jaren. Stekelig-hypnotiserend zijn bijvoorbeeld de vertolkingen in La pianiste (2000, Michael Haneke), La vie promise (2001, Olivier Dahan) en Un barrage contre le Pacifique (2009 , Rithy Panh).

Moordenaressen of heiligen
Zonder ooit zwaar op de hand te worden draagt deze Parisienne met charme en bevlogenheid impliciet een noodzakelijk hedendaags feminisme uit. Steevast mijdt ze de weg van de minste weerstand, hecht boven alles aan haar onafhankelijkheid . Isabelle is, als het ware, altijd buiten seizoen. Welgevalligheid staat verder van haar rollenkeuzes af dan ooit en maakt die keuzes vaak des te stoutmoediger .

In Ma mère (2004), naar een onvoltooide en postuum gepubliceerde autobiografische tekst van filosoof- auteur Georges Bataille, drijft ze het archetypische karakter van de slechte moeder op de spits. Als de kille bourgeoise Hélène, verslaafd aan sadomasochistische spelletjes en manipulatie van eenieder die haar onder de scherpe nagels komt, haalt ze afgronden in zichzelf boven. Het is – al even paradoxaal – Hupperts intense vertolking van een liefdeloze hedoniste die maakt dat je de afstotelijke film van Christophe Honoré uitzit.

‘Ik heb altijd moordenaressen of heiligen willen spelen,’ zei Isabelle Huppert in 1979 tegen journalist Jean-Luc Douin in zijn interviewbundeling Comédiennes d’aujourd’hui. ‘Getroubleerde rollen,’ onderstreepte ze nog maar eens. Al is het met die heiligenrol nog niet echt gelukt, meer dan dertig jaar nadien blijft ze ook in Copacabana haar credo trouw. Toch komen tussen de weerbarstige karakterplooien van vagebond Babou ook affectie en breekbaarheid tot uiting. Wanneer ze in haar nieuwe baantje van straatsjacheraarster in vakantieappartementen een jong daklozenstel met stinkhond in een bushokje ziet kamperen, geeft ze hen onderdak in het appartementencomplex.

Het zijn die momenten waarop Huppert, een zeer cerebraal ingestelde actrice die altijd een zekere distantie houdt tot haar rollen, de toeschouwer het diepst treft. Ineens is er die glimlach. De sproeten spreken, de ogen twinkelen. De lokken krullen als kampvuurvlammen op een zomeravondstrand. Zonder de tegendraadsheid die haar vertolkingen vaak in zich hebben, zou het effect wellicht minder intens zijn. Composities van contrast, dat is de kern.

Steractrice
Inmiddels is Isabelle Huppert het lijdend voorwerp geweest van retrospectieven, huldigingen en carrièreprijzen, van een documentaire, een fototentoonstelling en -boek. Al die bewieroking heeft haar koers en keuzes volstrekt niet beïnvloed. Nog even karig, kort en zakelijk als vroeger zijn haar publieke optredens en interviews. Er zijn belangrijkere zaken, tenslotte. Zoals het métier zelf.



Terwijl de scenarist Fitoussi in zijn verhaal over Babou en Esméralda steken laat vallen en in de eindspurt een dramaturgisch onbegrijpelijke flater begaat, speelt zijn steractrice feilloos over de breuklijnen heen. En wie – behalve generatiegenote Nathalie Baye – is in staat om in een zware scène op zo subliem nonchalante wijze een sneer uit te delen? Om koelheid te veinzen terwijl ze door een rake linkse is getroffen? Wie beent zo overtuigend gedecideerd het kader uit en laat een beeld achter dat vol is van haar présence? Kijk, daar vlinderfladdert Isabelle op warmende sambaklanken door het grijslandschap van Oostende hors saison. Die dansende haarsliertjes, die sproeten. Die raadselblik, dwalend naar het land achter de Noordzeehorizon. Geen schaduw over dat gelaat. Die glimlach, de jaren overstijgend. Personage en actrice in symbiose. De magie van een natuurtalent.