Met Liberté draaide zigeunercineast Tony Gatlif zijn WO II-film. Het indrukwekkende resultaat is een gedenkteken voor de doden en overlevenden.

Na jaren ploeteren viel Tony Gatlif in 1983 met zijn regie Les princes een roulement in de Franse art et essai-zalen ten deel. Groot was het enthousiasme van de gespecialiseerde filmpers: dynamisch oogde en klonk de tragikomische kroniek over Roma-zigeuners in de Parijse banlieue. Les princes bezit al de inhoudelijke kenmerken en stijlmiddelen van het latere oeuvre van de in 1948 in Algiers geboren scenarist-filmmaker-componist.

Inmiddels is het eerste decennium van een nieuwe eeuw alweer bijna voorbij en maakt Gatlif, onder de vlag van zijn firma Princes Production, gestaag kwaliteitsfilms. In weer en tegenwind is de man met het zigeunerbloed in de Berberse aderen bovendien zijn geheel eigen lijn van de Roma-film trouw gebleven . Daarmee heeft hij zich ook buiten Frankrijk een vaste schare kijkers verworven . Latcho drom (1993), Gadjo dilo (1995), Vengo (2000), Exils (2004) en andere titels konden steevast rekenen op een warm onthaal door recensenten en arthousepubliek.

Gatlifs ‘tsigane-oeuvre’ heeft met de jaren de contouren gekregen van een Gesamtkunstwerk in uitvoering. Al is het verloop ervan grillig als de weg van de zigeuner, iedere film voelt aan als een episode in een grotere kroniek.

Rondtrekverbod

In zijn nieuwe werk Liberté (ook: Korkoro, Roma voor ‘vrijheid’) situeert Gatlif het voortgaande verhaal der altijdreizigers in het Vichy-deel van Frankrijk anno 1943. In het dorp Saint-Amont omzeilen dierenarts/burgemeester Théodore ( Marc Lavoine) en schooljuf/gemeenteadministratrice Mademoiselle Lundi ( Marie-Josée Croze) zo goed en kwaad als het gaat de nazi’s en de miliciens van Pétain.
Dan arriveert een groep Roma-zigeuners uit België. Zoals vrijwel ieder jaar hopen ze met oogstarbeid op het land van Théodore’s oom wat te verdienen. Maar 1943 is geen jaar zoals andere jaren. Een rondtrekverbod voor nomaden is van kracht geworden. Een Franse weesjongen heeft zich als verstekeling in de korte karavaan verstopt. Een politieman, onder Vichy tot landverrader geworden, heeft het op de zigeunergroep voorzien. Zonder mededogen stelt de oorlog Théodore en Mlle. Lundi voor keuzes met verstrekkende gevolgen.

Pikant is dat Liberté in diverse landen gaat draaien terwijl de Franse ministers Brice Hortefeux en Éric Besson (respectievelijk Binnenlandse Zaken en Immigratie) strikter optreden tegen les bohémiens, in hedendaags politiek correct Frans ook wel les gens de passage genoemd.
Bij het schrijven van dit artikel maakte het dagblad Le Monde melding van de ontruiming, in amper twee weken tijd, van tenminste veertig illegale zigeunerkampen in heel Frankrijk. Justitie kondigde aan, tenminste 700 Roma van voornamelijk Roemeense en Bulgaarse origine per vliegtuig naar hun land van herkomst uit te zetten. Prompt daarop blokkeerden zo’n 250 zigeunervoertuigen een snelweg bij Bordeaux. Wordt vervolgd.

Juridisch correct of niet, dit onderdeel van het Franse anti-illegalenoffensief heeft een hoog zinloosheidsgehalte. Uiteindelijk keren de Roma, op hun eeuwige doorreis door het poreuze Fort Europa, legaal of illegaal toch wel weer in het land terug. Nergens een huis is overal thuis.

Karaktertegenstelling
Ook zonder deze metafactor komt Liberté als eerste Franse film over de zigeunerslachtoffers van de Holocaust hard aan. Daarbij speelt de stijl waarin Gatlif zijn films draait een sleutelrol. Avontuurlijk, sensueel, dierlijk, intuïtief, muzikaal, lyrisch – deze en andere etiketten plakken goed op zijn werk. De soms uitbundige regie staat haaks op de zekere doem die over dit Tweede-Wereldoorlogverhaal hangt, en die spanning tussen vorm en inhoud werkt voortreffelijk.

Concreet wordt dit in de karaktertegenstelling tussen de groep zigeuners en de twee mensen die zich over hen ontfermen. Van de gezichten van Théodore en Mlle. Lundi valt de ernst van de situatie af te lezen, terwijl de zigeuners slechts bij vlagen lijken te beseffen door welk mijnenveld ze eigenlijk trekken. Knoflook op een boerderijdeur smeren en bezwerende teksten prevelen is daarentegen van groot belang: kwade geesten zijn reëler dan de nazi’s en Franse collaborateurs.

Zoals altijd bij Gatlif worden de Roma door Roma vertolkt. Uitzondering in het gezelschap is deze keer James Thiérrée, die de kinderlijke, redelijk gekke violist Taloche speelt. De Zwitserse muzikant-acteurdanser- variétéartiest viel al op in het opmerkelijke mysterie Ce que mes yeux ont vu (2007; regie Laurent de Bartillat). Indrukwekkend is daarin zijn vertolking van een doofstomme epilepticus in de marge van de samenleving, een bijna onmogelijke rol. Thiérrées uiterst lichamelijke manier van acteren rijmt uitstekend met Gatlifs universum en het wilde personage van Taloche.

Azuurblauwe ogen
Sterk contrasteert die extravertheid met het ingehouden spel van Marc Lavoine en Marie-Josée Croze . Evenals bijvoorbeeld Patrick Bruel en Jacques Dutronc bewijst charismakanon Lavoine dat parallelle carrières in zingen en acteren samengaan zonder dat ze elkaars kwaliteitsniveau negatief hoeven te beïnvloeden. Als een beschermvrouwe met geheimen en treurige glimlach beweegt Marie-Josée Croze als Mlle. Lundi (‘ Juffrouw Maandag’) zich door de film. Liberté is na Mères et filles van Julie Lopes-Curval en de prachtige romanadaptatie Je l’aimais van Zabou Breitman de derde film met de Frans-Canadese actrice die dit jaar de Nederlandse filmtheaters bereikt. Crozes kameleontische uiterlijk intrigeert: los van het personage dat ze speelt lijkt ze steeds een volledig andere vrouw, met als enige herkenningspunten haar azuurblauwe ogen.

Liberté is op zijn mooist wanneer Gatlif met zijn spelers aan de vier muren van een stenen huis ontsnapt en onder de vrije hemel regisseert. In zijn films ervaar je bijna lijfelijk de natuur en de seizoenen, zo ook hier. In de bioscoop mag het dan donker zijn, kijkend naar dit verhaal is de bleke nazomerzon op het witte doek voelbaar, kruipt de ochtendnevel van het veld in de botten. Sommige exterieurscènes charmeren zich rechtstreeks het kijkershart binnen.
Eén voorbeeld. Een zigeuner knipt zijn baard en wiegt daarbij als een metronoom heen en weer: een zwiepende penduleslinger dient hem als spiegel. Wanneer er bezoek komt, stapt de man middenin zijn barbierbezigheid uit het kader. Terwijl cameraman Julien Hirsch de pendule in focus houdt zien we de hartelijke begroeting in de reflectie van de slinger.

Zwartste bladzijden
‘Vrij,’ zegt een zigeuner in de film, ‘zijn we pas wanneer we onderweg zijn zonder dat iemand weet waar we naartoe gaan.’ De terminus van honderdduizenden Roma tijdens woii kennende, krijgen die woorden een omineuze bijklank. Tony Gatlifs interpretatie van gebeurtenissen die zich daadwerkelijk in Frans-Duitse oorlogstijd hebben afgespeeld, onthult niets dat we niet al wisten. Maar daar gaat het ook niet om.

In het collectief geheugen vervlakken ook de zwartste bladzijden in de historie gaandeweg tot statistieken en abstracties. Daarin begraven ligt de tragedie van het individu. Cinema, theater en literatuur geven dat individu een stem en een gezicht. Ze doen ons beseffen dat ‘vrijheid’ luxe noch vaag begrip is, maar een met bloed, zweet en tranen telkens opnieuw bevochten concreet mensenrecht. Dat, zo onderstreept Liberte, is niets minder dan noodzaak.