In Agora bestaat er geen misverstand over: religie en ratio verdragen elkaar niet. Een beschouwing over een tragedie die verontrust, bedroeft en verovert.


In onze huidige westerse democratieën op Joods-christelijke grond slag , waar kerk en staat grondwettelijk zijn gescheiden en vrijwel ieder onderwerp op het obscene af bespreekbaar, bekritiseerbaar en bespotbaar is geworden, is een zonderlinge ontwikkeling gaande.

Eén cultuurfenomeen blijft grotendeels buiten schot: de toenemende invloed van een monotheïstische import- ideologie die in velerlei opzicht haaks staat op de seculiere moderniteit die het Avondland zelf met moeite heeft verworven. Om de complexe kwestie niet te benoemen verschuilt een intellectuele en politieke elite zich achter het cultuurrelativisme: eenieder zijn eigen geloofsachtertuintje.

Hypothese: als regisseur Alejandro Amenábar en zijn vaste co-scenarist Mateo Gil hun Agora in het heden hadden gesitueerd en in plaats van de fundamentalistisch- christelijke gesel in Alexandrië 391 a.d. de regressieve islam van de 21ste eeuw ter discussie zouden hebben gesteld, dan had het duo voor de rest van hun dagen moeten onderduiken. In de kern is Agora namelijk niets anders dan een fel J’accuse in cinematografievorm: illustratie van de redeloosheid van religie.

Niets verdraagt zich slechter met een verlichte geest dan het geloof in een opperwezen. Ah, godsdienst, die nepaltruïstische troostbrenger tegen een woekerpremie. Kruk en aflaat voor het individu dat niet aanvaardt dat hij in het universum helemaal alleen is en eindverantwoordelijk voor zijn eigen daden. Dogmatisch en misogyn in beginsel, welke heilige schrift van de drie grote wereldcongregaties men er ook op naslaat . En noteerde de overtuigde atheïst Stendhal niet in 1830 in Le Rouge et le Noir dat ‘l’Idée la plus utile aux tyrans est celle de Dieu’?

In hun eerbetoon verlaten Amenábar en Gil de slaafse historische accuratesse en bereiken iets hogers: filmkunst

Steekspel

Tegenover die mensgekweekte splijtzwam stond, slechts met de ratio en de klassieke retorica van Plato en diens tijdgenoten gewapend, de Griekse wiskundige, filosofe en astronome Hypatia (370-415). Deze Hypatia is de spil van Agora, de film waarmee Amenábar ( Abre los ojos, The others) definitief in het pantheon der allergrootsten binnentreedt. Lang geleden is het dat een film zo in gelijke mate de geest voedde en het hart veroverde.

Eigenlijk dient men vooraf over de handeling niet meer te weten dan dat zich rond de heidense Hypatia (Rachel Weisz) een steekspel ontketent waaraan zij zelf part noch deel heeft. Zowel haar aanbidders, de Romeinse prefect Orestes en de slaaf Davus, als haar vijanden, de patriarch Cyrillus en christenfanatici, worden meegesleept in een politiek-religieuze draaikolk die de duisternis van de Middeleeuwen al aankondigt.

Omdat van de Helleense academica geen primaire bronnen bewaard zijn gebleven, resteerden Amenábar en Gil karige notities van tijdgenoten. Met deze flinters historie over de hoogbegaafde dochter van de mathematicus Theoon van Alexandrië construeerden zij een indrukwekkend romanesk en intelligent geheel. Dialogen stoelen op het dualisme van personages en op karakterontwikkeling. De dramaturgie staat volledig in dienst van het discours. Dat puristen de Werdegang van Hypatia, zoals in Agora gedramatiseerd, als speculatief zullen afdoen nemen we maar als een a priori aan. In hun eerbetoon verlaten Amenábar en Gil de slaafse historische accuratesse en bereiken iets hogers: filmkunst.

Vanaf de openingsscène zijn hier theater en cinema één. Een bedrieglijk serene cgi-compositie van de blauwe planeet in het heelal gaat over in een beeldencollage van Alexandrië, het Egyptisch denkerscentrum van de wereld anno 391. In één pregnant beeld verschaft Amenábar ons het perspectief op onze nietigheid. Vervolgens worden thema’s aangesneden die nu even relevant zijn als toen. Demagogie, kuddegedrag, antisemitisme, politiek als legitiem manipulatiebedrijf, de ondergeschoven rol van de vrouw in de samenleving. Geleider voor al dit fraais? Religie.

Krioelende mieren

Dankzij de beheerste ‘Scope-cameravoering en behoedzame découpage kan de fijnproever zich laven aan scènes als aktes uit een superieur theaterstuk: deze putten hun dynamiek uit bijzonder doorwrochte dialogen met telkens een eigen spanningsboog. Hier staan filosofie en karakters voorop. Geheel in de geest van de retorica geeft de regie ruim baan aan de tekst en daarmee aan de sprekers.

Doek op voor Rachel Weisz, hypnotiserend als Hypatia. Ranke verschijning, fijn geciseleerd gelaat, heldere ogen die scherpzinnigheid uitstralen. Van een elegante precisie is Weisz’ dictie, gracieus zijn haar bewegingen. Moeilijk is het niet om je als kijker te verplaatsen in de slaaf Davus, die heimelijk Hypatia’s voet streelt terwijl zijn meesteres ligt te slapen. Hypatia’s aantrekkingskracht wortelt in haar nobele innerlijk.

Rode draad is steeds haar zoektocht voorbij de astronomiestelsels van Aristarchus van Samos ( 310-230 voor Christus) en Claudius Ptolemaeus (87- 150 na Christus). Iedere poreuze theorie wordt door de filosofe apollinisch – kalm en doordacht – beredeneerd, gefileerd, ontzenuwd. Want Hypatia eerste besef is tevens haar relativerende kracht: wat weet de mens nu werkelijk over de kosmos?

Alleszeggend in dit kader is de bijna terloopse camerazwenking van bedrijvig krioelende mieren in het zand naar de mensenwirwar tussen de Pharos (de Alexandrijnse vuurtoren), agora en Grote Bibliotheek. Zoals Hypatia haar ideeën en theses met visuele hulpmiddelen aanschouwelijk maakt, zo past Amenábar zijn medium optimaal, ja, zelfs met een verrassende strengheid toe. In de zelfverzekerde, maar nooit pocherige mise en scène spiegelen detail en groter geheel elkaar. Cirkel en ellips vormen als visueel stijlmiddel een leitmotiv tussen de episodes, waarmee de film van begintot eindshot een subtiel geometrisch patroon krijgt. Nergens verliest het scenario zich in een excuusromance, nooit glijdt de regie af naar banaal sandalenfilmspektakel met grand guignol als cynisch toetje.

 

Voorbeeldintellectueel

Agora vloeit en verdiept, en dat twee uur lang op eenzaam hoog niveau. Als we van de slotscène, een van de meest onthutsende in jaren, één ding meenemen, dan dit: het oertalent van de mens is niet de beschaving, maar de barbarij.

Religie, concentraat van niets anders dan existentiële angst en gemystificeerde folklore, vervalst, misvormt en onderwerpt. Als briljant verbeeld pleidooi voor secularisatie en de rede valt Agora dus niet te missen. Zonder enig feministisch hineininterpretieren herkent de kijker in de ‘ketter’ Hypatia bovendien een onafhankelijke vrouw en voorbeeldintellectueel van formaat. Helaas moet voor ons 21ste-eeuwers de schandelijke evaluatie luiden dat sinds Alexandrië 415 de vrouw er in bepaalde delen van de wereld bitter weinig op vooruit is gegaan. Eerder constateren we het tegendeel.

In niet geringe mate valt dat te wijten aan patriarchale culturen die de geestesarmoede onder massa’s gelovigen in stand houden. Hoewel ook een volledig seculier West- Europa utopisch is, moeten we ernaar blijven streven, al was het maar om de intelligentsiagriep van het cultuurrelativisme in te dammen.

De religieuze manipulator kan in een samenleving alleen terrein winnen wanneer een arrogante elite die ver van zijn culturele oorsprong en de realiteit af staat hem in tijden van grote morele lapsus bewegingsruimte geeft. Over al deze zaken verschaft Alejandro Amenábars epische film de prikkelende stof tot bespiegeling . Agora is eenvoudigweg hét authentieke, in zichzelf complete en urgente meesterstuk van 2010. Vijf sterren flonkeren, de verloren erfenis van Hypatia indachtig, aan de nachthemel boven Alexandrië. 

Meer over Agora