George Clooney’s derde film als regisseur is een vrolijke ode aan de screwball comedy uit de jaren ’30 en ’40. Knap gedaan, al stelt Clooney het genre misschien wat pretentielozer voor dan het oorspronkelijk was.

Een beetje tegenvallen doet het wel, een ordinaire sportfilm van de hand van George Clooney. De charmante Hollywoodster bewees zich met Confessions of a dangerous mind (2002) en Good night, and good luck (2005) als eigenzinnig regietalent, maar volgt in Leatherheads een wel erg uitgekauwd stramien: verliezend team leeft op door de komst van groot talent, beleeft na overweldigend succes een diepe crisis, maar overwint ten slotte glorieus.

Gelukkig is er toch iets meer aan de hand – Leatherheads is een sportfilm met een twist. Het verhaal is gesitueerd in 1925 en biedt een inkijkje in het ontstaan van de moderne commerciële sportcultuur in de VS. Maar interessanter nog is dat Clooney de historische setting heeft aangegrepen om een ouderwetse screwball comedy te maken, compleet met kluchtige intriges, snelle, bitse dialogen en sappige romantiek.

Het oorspronkelijke scenario van Leatherheads was een stuk conventioneler. Het werd al zo’n twintig jaar geleden geschreven door twee journalisten van het tijdschrift Sports Illustrated. Toen deze Duncan Brantley en Rick Reilly onderzoek deden voor een artikel over het ontstaan van het National Football League, stuitten ze op de kleurrijke footballspeler John McNally, een grofgebekte wildebras die alle vooroordelen belichaamde die in de jaren twintig over professioneel football bestonden.

McNally speelde op landelijk niveau, maar hield zich onder pseudoniem ook bezig met college football, dat als beschaafder werd beschouwd en dus veel populairder was.

In McNally zagen de debuterende scenaristen een ideale (anti)held voor een historische sportfilm. Ze bewerkten hem tot Jimmy ‘ Dodge’ Connelly, aanvoerder van de Duluth Bulldogs, een club die het hoofd amper boven water kan houden – zoals destijds trouwens opging voor bijna alle nationale teams. Wanneer Dodge een sterspeler uit het studentencircuit overhaalt voor de Bulldogs te komen spelen, doet dat wonderen voor het professionele football. Maar dan dreigt een schandaal rond de jonge sterspeler roet in het eten te gooien.

Toen Brantley en Reilly hun scenario hadden voltooid , legden ze het voor aan filmmaker Steven Soderbergh, die interesse toonde maar het vervolgens een paar jaar op de plank liet liggen. Tot hij in 1997 Out of Sight maakte met George Clooney en hem Leatherheads voorstelde als volgende project. Dat kwam er nooit van, maar Clooney, een groot sportliefhebber die ooit op vrij hoog niveau honkbal speelde, bleef het script in gedachten houden.

Hij stelde zich hoofdpersoon Dodge voor als een ouderwetse, charmant-komische held in de lijn van Cary Grant en Clark Gable – twee acteurs met wie hij nu net zelf geregeld wordt vergeleken.

Met klassieke komedies als The Philadelphia Story van George Cukor en His Girl Friday van Howard Hawks in gedachten, bewerkte hij Leatherheads tot een onvervalste screwball comedy. Naar eigen zeggen had Clooney het niet meer dan terecht gevonden zichzelf als co- scenarist op de titelrol te zetten, maar dat stond de schrijversvakbond niet toe , waarop hij zich terugtrok als lid.

Dankzij Clooney’s bewerking draait de film die nu in de bioscoop te zien is nog maar ten dele om football. Zoals het een klassieke Hollywoodklucht be taamt, zijn het de komische misverstanden en romantische intriges die Leatherheads op smaak houden. Het verhaal komt op gang wanneer de gehaaide journaliste Lexie Littleton (Zellweger ) ten tonele verschijnt om een reportage te schrijven over het plotselinge succes van de Bulldogs, na de komst van de nieuwe sterspeler Carter Rutherford.

Als explosieve mix van feministe en seksbom brengt Lexie zowel Dodge als Carter het hoofd op hol, maar de aanvoerder beseft al snel dat de charmante verslaggeefster er heimelijk op uit is Carter in diskrediet te brengen.

Leatherheads is een aangename nostalgietrip geworden waarin rijkelijk uit de filmgeschiedenis wordt geciteerd. Naast de genoemde screwballklassiekers heeft Clooney duidelijk gekeken naar de films van Billy Wilder, de seventies- klassieker The Sting en het werk van Joel en Ethan Coen.

Met die laatsten maakte hij zelf de komedies O brother, where art thou? En Intolerable Cruelty, waarin hij zijn alleraardigste Grant/Gable-imitatie al oefende. Het personage Lexie Littleton lijkt zelfs recht uit de Coen-film The Hudsucker Proxy uit 1994 te zijn gewandeld – daarin speelt Jennifer Jason
Leigh ook al zo ’n gehaaide, Katherine Hepburn-achtige journaliste die aanpapt met een naïeve goedzak in de hoop hem te kunnen ontmaskeren.

De vergelijking met de films van Wilder en de Coens legt iets bloot waaraan het in Leatherheads ontbreekt. Clooney heeft een knappe reconstructie gemaakt, maar geeft amper een eigen draai aan het materiaal.

Het screwball-genre wordt voorgesteld als heerlijk onschuldig en pretentieloos, maar het is de vraag of dat honderd procent accuraat is. Als prototype van het genre wordt vaak Frank Capra’s It happened one night genoemd, uit 1934 – een jaartal dat niet geheel toevallig is. In datzelfde jaar trad namelijk in Hollywood een rigide beroepscode in werking, waarin strenge eisen werden gesteld aan de verbeelding van alles wat onkuis werd geacht.

Volgens de nieuwe regels mochten zelfs getrouwde stellen niet samen in bed worden afgebeeld. Het treiterige, soms ronduit puberale karakter van veel screwball comedy’s lijkt hier een reactie op . Er is nooit iets onbetamelijks te zien, maar intussen broeit het voortdurend onder de oppervlakte en is de achterliggende moraal vaak behoorlijk vooruitstrevend.

Niet voor niets verwijst de term ‘screwball’ naar een honkbalworp die is bedoeld om de slagman in verwarring te brengen. In het genre draait alles om verwarring: man/vrouw-verhoudingen worden op hun kop gezet , klasseverschillen worden genegeerd, liefdes worden verzwegen of verkeerd opgevat, er wordt wat af gescheiden, geflirt en vreemdgegaan.

Wat dat betreft sluit Leatherheads keurig aan bij de traditie – Dodge is afwisselend een macho en een sul, terwijl Lexie het ene moment kloek haar mannetje staat en het volgende moeiteloos terugvalt in de meest traditionele rollenpatronen.

Het was boeiend geweest als Clooney meer nadruk had gelegd op deze verwarrende verhoudingen of op de verschillen tussen toen en nu. Zoals regisseur Todd Haynes dat bijvoorbeeld deed in Far from heaven uit 2002, een fraaie reconstructie van een kitchen-sink drama uit de jaren vijftig, waarin subtiel wordt gerefereerd aan allerlei taboeonderwerpen uit die tijd.

Helemaal kritiekloos is Leatherheads niet. De professionalisering van de sport wordt gepresenteerd als genadeklap voor het pure spelplezier. Vrije jongens als Dodge Connelly tref je niet meer aan in de moderne, strak georganiseerde en ultracommerciële competities. Met die licht treurige conclusie is de nostalgietrip compleet. Wat was alles vroeger lekker ongecompliceerd, lijkt Clooney maar te willen zeggen: films, sport, liefde. Daarmee bezorgt hij de kijker een kleine twee uur lang een glimlach op het gezicht, dus waar zouden we verder over zeuren?