Uit het zwart van de nacht ziet de jonge bedoeïn Theeb (Jacir Eid) twee ongenode gasten opduiken: een Arabische gids (Marji Audeh) en een Britse soldaat (Jack Fox) met een mysterieuze kist. Theebs’ stam ontvangt ze met open armen omdat hun op broederschap gebouwde erecode dat voorschrijft.

Als Theebs volwassen broer Hussein (Hussein Salameh) de volgende ochtend vertrekt om de reizigers de weg te wijzen langs een gevaarlijke pelgrimsroute, volgt Theeb stiekem in hun spoor. Maar wanneer Theeb voor de tweede keer iemand uit de nacht tevoorschijn ziet kruipen, zijn Hussein en zijn medereizigers dood .  
 
Het is 1916 in het huidige Jordanië, ‘tussen Rode en Dode Zee ’. De Britten vechten samen met Arabieren tegen wat er nog over is van het ooit zo machtige Ottomaanse rijk. De komst van de trein heeft bandieten gemaakt van bedoeïnen die generaties lang aan de kost kwamen als gids voor pelgrims naar Mekka. 

Theeb – wat ‘wolf’ betekent – is een aan de western verwant coming of age-verhaal over vriend- en vijandschap, dat zich had kunnen afspelen in de schaduw van Lawrence of Arabia. Een groot deel van de film werd gedraaid in Wadi Rum, dezelfde markante vallei die voor die klassieker als decor diende. Maar zo megalomaan episch als Lawrence of Arabia was, zo simpel en doeltreffend is Theeb. 


 
Regisseur is de in Engeland geboren en in Jordanië wonende debutant Naji Abu Nowar (1981), die een jaar doorbracht bij een bedoeïnenstam voor hij het met zijn producent geschreven scenario afrondde. Hij koos niet zomaar een cameraman, maar rekruteerde begaafd stilist Wolfgang Thaler, die niet alleen Ulrich Seidl’s Paradies-trilogie fotografeerde, maar ook de adembenemend mooie narigheid in Glawogger’s documentaires Whores’ Glory en Workingman’s Death. Precies de man die deze met een bijna volledige amateur-cast gedraaide vertelling de benodigde cinematografische gratie mee kon geven zonder in mooifilmerij te verzanden. 
 
Op de ingetogen soundtrack klinkt geneurie en geklap, begeleid door een gitaar of harp en soms een a capella lied . Bijzonder is het hoe Abu Nowar een dreigende sfeer creëert door af en toe een geluid te versterken. Zachtjes trappelen de voeten van de dromedarissen door een nauwe pas. Lawaaiig is de Brit als hij een takje breekt of het deksel van een put openklapt. Pesterig echoën de stemmen van oprukkende bandieten tussen de rotsen. Het was ongetwijfeld die aandacht voor detail die Abu Nowar aan de prijs voor beste regie hielp in de Horizonti-sectie van Venetië.