Een man, ergens in de vijftig, beklaagt zich op het zonovergoten schoolplein voor het plaatselijke gymnasium over twee van zijn leerlingen. Hij heeft nog nooit zoiets meegemaakt, zegt hij, ze hebben totaal geen discipline. En hun ouders doen er ook niks aan. Maar ja, zo gaat dat tegenwoordig.

Dan wordt zijn aandacht getrokken door een passerende man, die een aansteker zoekt. Als de leraar hem vriendelijk een vuurtje aanbiedt, kijken de twee elkaar even recht in de ogen. En schrikt de passerende man zich een rolberoerte: hij herkent zijn beul uit het vernietigingskamp Auschwitz.

De volgende ochtend meldt de journalist Thomas Gnielka (André Szymanski) zich woedend bij het Openbaar Ministerie in Frankfurt am Main; namens de Auschwitz-overlevende wil hij weten hoe het kan dat een voormalige SS-Unterscharführer nog vrij kan rondlopen en zelfs geschiedenisles mag geven.

Het is 1958, de tijd van het Wirtschaftswunder. Duitsland krabbelt op na de Tweede Wereldoorlog; de processen van Neurenberg en het eerste Auschwitz-proces zijn alweer bijna vergeten. Het verleden kan maar beter met rust worden gelaten, is de mening van velen. Van de hoogste bazen op het ministerie in ieder geval; de geallieerden vinden ook dat de denazificatie is voltooid, en zelfs bondskanselier Adenauer is van mening dat dit betreurenswaardige hoofdstuk afgesloten moet worden. Maar de jonge, rechtschapen officier van justitie Johann Radmann ( Alexander Fehling), die ondanks zijn enorme ambities nog niet verder was gekomen dan verkeersdelicten, laat het er niet bij zitten. Hij is vast van plan een einde te maken aan de leugens en het zwijgen.

'Dit is een labyrint,' zegt zijn baas, de procureur-generaal Fritz Bauer ( Gert Voss). 'Zorg dat je er niet in verdwaalt.' Dat valt nog niet mee, maar Radmanns inspanningen leiden uiteindelijk tot het tweede Auschwitzproces tegen 22 SS-officieren en bewakers van het vernietigingskamp. Voor het eerst werden nazi-oorlogsmisdaden voor een Duitse rechtbank aan de kaak gesteld; het belang voor de bewustwording van het Duitse volk kan nauwelijks worden overschat.

Im Labyrinth des Schweigens, het in gebleekte tinten gevangen speelfilmdebuut van de Italiaans-Duitse acteur en televisieregisseur Giulio Ricciarelli, is geen rechtbankfilm, maar houdt het midden tussen een historisch drama en een thriller. Het personage van Radmann is gebaseerd op de drie aanklagers die het tweede Auschwitzproces hebben voorbereid: Joachim Kügler , Georg Friedrich Vogel en Gerhard Wiese. De geobsedeerde verslaggever Gnielka van de Frankfurter Rundschau is een historische figuur; hetzelfde geldt voor Bauer, de procureur-generaal van de deelstaat Hessen.

Het liefdeslijntje dat door het goedgemaakte, maar net iets te zwaarwichtige drama is vervlochten is een tikje larmoyant, en Radmann is aan het begin van zijn obsessionele queeste wel erg naïef. Het neemt niet weg dat Ricciarelli een belangrijke geschiedenis vertelt met Im Labyrinth des Schweigens. Een geschiedenis die nog altijd geen voltooid verleden tijd is; eerder deze maand begon in Lüneburg het proces tegen de 93-jarige Oskar Gröning, die de ' boekhouder van Auschwitz' wordt genoemd en wordt beschuldigd van medeplichtigheid aan de moord op tenminste 300.000 Hongaarse Joden.